Het college,

1. INHOUD VAN DE AANVRAAG

 

Stedenbouw / stedenbouwkundige handelingen

De voorliggende aanvraag ingediend door Nippon Koei Energy Europe behelst de inrichting van een batterijproject bestaande uit lithium-ion batterijen met één netaansluiting en met een gepland vermogen van 30 MW met een capaciteit van 120 MWh. De batterijsite bestaat uit 22 batterijcontainers, waarin een inverter is geïntegreerd. Per 2 containers wordt er een MV-transformator voorzien. Voor de inverters en de batterijcontainers is een vloeistofkoeling voorzien. Het geheel is met elkaar verbonden door middel van een kabeltracé dat naar het substation middenspanning gaat.

 

Vanaf dit substation vertrekt er een kabel die naar de hoogspanningstransformator loopt. Deze schakelinstallatie zorgt ervoor dat het verschil in spanning tussen de stroom op het net, 150 kV, naar 30 kV, waarop de batterijsite operationeert, wordt overbrugd. De batterijsite wordt met behulp van een kabel vertrekkende vanuit het schakelinstallatie hoogspanning verbonden met het 150 kV onderstation t.h.v. de Alexander Wuststraat van Elia. De aanleg van deze kabel en de aansluiting op het openbaar net zal door Elia zelf worden voorzien en maakt dan ook geen deel uit van voorliggende aanvraag.

 

Er wordt een vergunning van onbeperkte aangevraagd. Het project bevat zowel milieukundige als bouwkundige elementen.

 

De stedenbouwkundige handelingen behelzen:

  1. Bouwen van een constructie, zijnde een onderstation middenspanning.
  2. Wijzigen van het reliëf door aanleg van meerdere wadi’s.
  3. Aanleg van verhardingen, kabels, batterijen, toegangsweg, transformatoren, voetwegen.
  4. Constructie van een container voor opslag en observatiepost.
  5. Plaatsen van publiciteit op een gevel.

 

Milieu / ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Volgende rubrieken worden aangevraagd:

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

12.2.2°

transformatoren met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA, namelijk 11 transformatoren met elk een individueel vermogen van 4.200 kVA (in skids), 1 transformator met een individueel vermogen van 1.100 kVA (hulpvoeding) en 1 transformator met een individueel vermogen van 38.000 kVA (hoogspanning) (Nieuw)

77050 kVA

15.4.2°b)

andere niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van motorvoertuigen en hun aanhangwagens: volledig of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan het industriegebied, vermeld in 1°, waarin: 10 en meer motorvoertuigen en hun aanhangwagens per dag worden gewassen (Nieuw)

20 motorvoertuigen en hun aanhangwagens/dag

16.3.2°b)

Koelinstallaties geïntegreerd in batterijmodules met een totaal geïnstalleerd drijfkracht van meer dan 200 kW, namelijk 864 kW (Nieuw)

864 kW

 

2.BEOORDELING VAN DE AANVRAAG

 

Beoordeling stedenbouw: stedenbouwkundige handelingen

 

  1. Afwijkingen op de voorschriften en/of op de goede ruimtelijke ordening

Niet van toepassing op deze aanvraag. Er worden geen afwijkingen vastgesteld.

 

  1. Beoordeling van de adviezen

Het advies van Elia is voorwaardelijk gunstig. Het advies wordt wel onderbouwd met specifieke regelgeving, waardoor dit advies dus wel onder de toepassing van VCRO art.4.3.3. “direct werkende normen” valt. Het cbs moet dit advies dus wel verplicht volgen; de voorwaarden moeten dus wel bij de vergunning opgelegd worden. Het advies luidt als volgt:

 

 ELIA-installaties:

Ondergrondse installaties

Signalisatiekabels

Z_FOV34 -

NOC718 - Schelle/Umicore Hoboken 150kV 2câ

EA501 - Wilrijk/Hoboken/Schelle Centraal 70kv Ii

NOC640 - Schelle Dorp/Wilrijk 70kV (buiten dienst)

Elektrische kabels NOC718

Schelle/Umicore Hoboken 150kV 2câ

Circuit(s)

150.435 - 150.434

EA501

Wilrijk/Hoboken/Schelle Centraal 70kv Ii

Circuit(s)

70.705

NOC639

Schelle/Schelle Dorp/Wilrijk 70kV

Circuit(s)

EA514

Schelle Centraal/Schelle Dorp 70kv

Circuit(s)

70.708

NOC640

Schelle Dorp/Wilrijk 70kV (buiten dienst

Circuit(s)

 

EA214

Lier/$ Duffel $ Kontich $ Aartselaar/Sch

Circuit(s)

70.712 - 70.713

Mast(en)

1-2

 

Naar aanleiding van uw aanvraag, kunnen wij u meedelen dat voor alle activiteiten nabij bovengrondse hoogspanningslijnen wettelijke horizontale en verticale veiligheidsafstanden gelden.

       In een zone van 0 tot 50 meter langs beide zijden van deze hoogspanningslijnen geeft Elia steeds een gedetailleerd advies met te respecteren hoogtebeperkingen.

       In de zone van 50 tot 100 meter langs beide zijden van deze hoogspanningslijnen zijn er geen specifieke hoogtebeperkingen tenzij u werken uitvoert met werfkranen, betonpompen, hoogtewerkers of andere hijstoestellen waarvan sommige delen (vb. giek van de kraan) toch binnen de zone van 0 tot 50 meter zouden kunnen binnendringen.

 

Na situering van uw activiteit hebben wij vastgesteld dat deze voorzien is in de zone van 0 tot 50 meter t.o.v. de hoogspanningslijn. Hieronder vindt u ons advies. Wij vragen dat er rekening gehouden wordt met de hieronder vermelde bepalingen en de veiligheidsvoorschriften in bijlage.

HS-lijn overspanning

Maximum veilige werkhoogte

*zie de aanduiding op het lengteprofiel in bijlage

Uitzwaai

EA211

Span 15-16

71,35 meter t.o.v. het ref niveau =TAW 8.14

*deze hoogte is niet het laagste punt onder de HS lijn en van toepassing binnen een zone van 50 meter van P16 richting P15

12,35 meter

EA211

Span 16-17

65,10 meter t.o.v. het ref niveau =TAW 8.14

*deze hoogte is niet het laagste punt onder de HS lijn en van toepassing binnen en zone van 50 meter van P16 richting P17

19,50 meter

EA213

Span 1N-2N

21,10 meter t.o.v. het ref niveau =TAW 8.50

6,35 meter

EA232

Span 106-107

15,50 meter t.o.v. het ref niveau =TAW 8.30

10,55 meter

IN330

Span 140-141

11,05 meter t.o.v. het ref niveau =TAW 7.77

8,75 meter

IN337

Span 1-2

12,95 meter t.o.v. het ref niveau =TAW 6.84

7,95 meter

EA214

Span 1-2

11,55 meter t.o.v. het ref niveau =TAW 7.61

5,70 meter

 

De bovenvermelde uitzwaaizone is de zone langs weerszijden vanuit de buitenste geleider van de hoogspanningslijn waarin de maximum veilige werkhoogte niet mag overschreden worden.

Indien er tijdens de werken gebruik gemaakt wordt van een werfkraan (inclusief giek), betonpomp, hoogwerker of andere hijstoestellen, dan dienen deze zodanig opgesteld en gebruikt te worden dat de veiligheidszones te allen tijde worden gerespecteerd. Mocht ten gevolge de door u uit te voeren veiligheidsanalyses en studie betreffende mogelijke alternatieve werkmethoden toch de noodzaak tot buitendienstname blijken, vragen wij u om zo spoedig mogelijk met Elia te overleggen.

Elia zal deze vraag analyseren in functie van de situatie van het hoogspanningsnet op de gevraagde tijdstippen, zonder echter een buitendienstname te garanderen. In het geval er een tijdelijke buitendienstname mogelijk is, dient met een minimum aanvraagtermijn van 12 weken rekening gehouden te worden. De criticiteit van de lijn kan ook als gevolg hebben dat de aanvraagtermijn nog veel langer moet zijn of dat er geen buitendienstname mogelijk is.

 

Inzake stabiliteit pyloon P107 (EA232) / toegangsweg

De voorziene toegangsweg situeert zich nabij pyloon P107, dit betreft een hoekpyloon. Om de stabiliteit van deze pyloon te garanderen, zal een minimumafstand van 5,00 meter tussen de betonnen pyloonvoet (op perceel 542H) en de aan te leggen toegangsweg, gerespecteerd moeten worden. Ten gevolge bijkomend overleg met de bouwheer, kunnen wij hierbij voorwaardelijk positief advies formuleren, gezien deze garandeert dat de afstand van 5,00 meter gerespecteerd zal worden bij aanleg van de wegenis.

Daar Elia eigenaar is van de mastpercelen 542G (pyloon 16 EA211) - 542F (pyloon 1N EA213) - 542H (pyloon 107 EA232) - 542C (pyloon 1B EA265) dienen deze gronden volledig gevrijwaard te blijven. De gebruikelijke erfdienstbaarheidsrechten en rechten van doorgang inzake deze percelen/masten/hoogspanningslijnen maken deel uit van de af te ronden overeenkomst tussen bouwheer en Elia.

 

Toegang tot de pylonen:

       Een minimum doorgang van 3,00 meter is nodig om onderhouds- en toezichtswerken te kunnen uitvoeren aan onze hoogspanningsmasten. Deze toegang dient rechtlijnig te zijn, zo niet zal extra breedte nodig zijn om met grote voertuigen ter plaatse te geraken. Deze toegang moet te allen tijde gevrijwaard blijven.

       De masten dienen steeds (24/24) toegankelijk te zijn voor Elia.

 

Aanleg Wadi:

       De mastpercelen dienen gevrijwaard te blijven.

       De betonnen pyloonvoeten dienen steeds boven het maaiveld uit te steken.

       Er mag geen afwatering gebeuren in de richting van de pylonen.

       Wij vragen geen afgraving, ophoging of stockage te voorzien binnen een straal van 5 meter rond de masten, zonder voorafgaand overleg en akkoord met Elia.

       Geen werfverkeer binnen de 5,00 meter rondom de masten, zonder voorafgaand overleg en akkoord met Elia.

 

Ondergrondse hoogspanningskabels:

       Gezien er zich in de nabijheid van uw aanvraag ook ondergrondse installaties van Elia situeren, vragen wij u rekening te houden met bijgevoegde veiligheidsafstanden en veiligheidsvoorschriften, en de liggingsplannen van de ondergrondse kabels die wij desgevallend ter beschikking stellen.

       Onder de bovenstaande referentie "ELIA-installaties" vindt u meer informatie betreffende het type en/of het spanningsniveau van deze installaties.

 

Aanleg batterijpark:

Batterijen hebben het intrinsieke risico op brand en explosie in functie van de gebruikte technologie. Een dergelijke brand onder een hoogspanningslijn brengt een aantal risico’s voor Elia mee voor het veilig uitbaten en in stand houden van de lijn:

       De doorhang van de geleiders van de hoogspanningslijn kunnen negatief worden beïnvloed door de temperatuursverhoging door straling en temperatuur van de brand en de bijhorende rookwolken. Dit heeft een negatieve impact op de wettelijke veiligheidsafstanden en transportcapaciteit van de verbinding als gevolg.

       De verbrandingsproducten kunnen zich afzetten op de geleiders en een corrosieve invloed hebben. De geleiders bestaan namelijk uit aluminium, koper, staal en/of andere materialen waardoor ze onherroepelijk beschadigd kunnen worden.

       In functie van de te verwachten vuur- en rookontwikkeling (gas, deeltjes) kan de brandweer vragen om de lijn uit te schakelen om de bluswerkzaamheden veilig te kunnen uitvoeren waardoor de elektrische bevoorrading niet meer verzekerd is.

 

Daarom vraagt Elia om een risicoanalyse met betrekking tot uw installatie (de batterijen en toebehoren) te laten opmaken door een deskundige in het domein van brand. Hierin dient aangetoond te worden dat de bovenvermelde risico’s niet aanwezig of verwaarloosbaar zijn al dan niet mits bijkomende door u te nemen maatregelen om de geïdentificeerde risico’s te mitigeren.

Een risicoanalyse zal ook duiden of de aanwezigheid van onze hoogspanningslijn tot bijkomende te mitigeren maatregelen leidt die u dient op te nemen in uw ontwerp.

Wij verwijzen ook naar het AREI, Algemeen Reglement voor de elektrische installaties, dat iedereen dient te volgen, m.n. Boek 3 van het Koninklijk Besluit van 8 september 2019 betreffende de installaties voor transmissie en distributie van elektrische energie, met betrekking tot:

 

       Onderafdeling 7.1.6.6.b bepaalt dat de opslagplaatsen en tanks met ontvlambare producten met een gezamenlijk inwendig volume van meer dan 10.000 liter moeten afgeschermd worden met een bouwwerk dat in staat is de schok van een vallende geleider te weerstaan en buiten elk gevaar kan stellen. De plannen en rechtvaardigende berekeningen betreffende de ligging en de weerstand van dit bouwwerk worden vóór de uitvoering goedgekeurd door het organisme bedoeld in afdeling 6.3.1.

 

Desgevallend worden aangelegd dat de vaste en verplaatsbare recipiënten, van de voormelde opslagplaatsen zich in de in punt c.1. van onderafdeling 7.1.6.5. bepaalde «toegelaten zones» van de hoogspanningslijn bevinden.

Daar de installatie/constructie onderhevig kan zijn aan inductie dringen wij erop aan dat er speciale aandacht wordt geschonken aan de aarding van de installatie/constructie.

 

Hoogspanningsstation Schelle:

       Gezien uw werken zich situeren in de nabijheid van een hoogspanningsstation, dient u met de respectievelijke veiligheidsvoorschriften in bijlage rekening te houden.

 

Aanplantingen:

       Aan de eigenaars van gronden onder de hoogspanningslijn vragen wij om in een strook, zich uitstrekkend 25 meter aan beide zijden van de as van de hoogspanningslijn, geen aanplantingen te doen waarvan de hoogte 3 meter overschrijdt, dit om latere snoeiwerken te voorkomen.

 

Teneinde de veiligheid van mensen, de continuïteit van de elektriciteitsvoorzieningen en de vrijwaring van alle betrokken installaties te garanderen, dient men in de onmiddellijke omgeving van de hoogspanningsgeleiders enkele wettelijke bepalingen te eerbiedigen.

Gelieve daarom kennis te nemen van de veiligheidsvoorschriften ter zake die wij in een beknopte weergave als bijlage zenden.

De opdrachtgever wordt geacht deze richtlijnen mee te delen aan iedereen die in zijn (directe of indirecte) opdracht werken uitvoert.

 

Het advies van Hulpverleningszone Rivierenland - preventiedienst is voorwaardelijk gunstig. Het advies wordt wel onderbouwd met specifieke regelgeving, waardoor dit advies dus wel onder de toepassing van VCRO art.4.3.3. “direct werkende normen” valt. Het cbs moet dit advies dus wel verplicht volgen; de voorwaarden moeten dus wel bij de vergunning opgelegd worden. Het advies luidt als volgt:

 

Het bouwen van een batterijsite naast de bestaande transformatorsite van Elia in Schelle.

Het betreft een batterijproject met één netaansluiting en met een geplande vermogenscapaciteit van 30 MW (120 MWh). Er wordt gekozen voor een lithium ion batterij.

De batterijsite bestaat uit 22 batterijcontainers. Per 2 containers wordt er een transformator voorzien.

Naast het plaatsen van deze batterijen, onderstation, schakelinstallatie en kabel zullen de nodige infrastructuurwerken worden uitgevoerd zoals het aanleggen van verhardingen, een infiltratie- en buffervoorziening, toegangspoorten en omheining. Het terrein zal plaatselijk beperkt worden genivelleerd om de batterijen horizontaal te kunnen plaatsen. Voor het overige wordt het bestaande maaiveld behouden en wordt er gestreefd naar minimaal grondverzet.

Het betreft een onbemande inrichting die via een geautomatiseerde aansturing wordt uitgebaat. Alle parameters van de batterij zullen 24/7 worden opgevolgd door de leverancier en enkel in geval van afwijkingen, zal een ploeg op terrein worden gestuurd. Enkel voor de nodige onderhoudswerken en in geval van incidenten zullen er dus werknemers aanwezig zijn op de site. Er worden geen afzonderlijke parkeerplaatsen voorzien.

De toegang tot de batterijsite gebeurt langs een bestaande toegangsweg, die aansluit op de Alexander Wuststraat. Deze toegangsweg moet worden heraangelegd zodat deze draagkrachtig genoeg.

 

Onderstation middenspanning

Het onderstation middenspanning heeft een afmeting van 15,15 m op 2,70 m. De hoogte bedraagt 3,18 m. Dit onderstation is de schakel tussen de transformators die aan de batterijen staan en de schakelinstallatie hoogspanning. Dit gebouw is toegankelijk via 3 deuren en hebben een vrije hoogte van 2,2 m. De wanden van het onderstation bestaan uit een prefab staalstructuur met een Rf waarde van 1 uur. Onder het onderstation wordt een kruipkelder van 1,16 m diepte voorzien waar de kabelaansluiting plaatsvindt. Binnenin de kelder komen de kabels afkomstig van de batterij en de schakelinstallatie hoogspanning toe.

In dit onderstation worden er twee transformatoren voor de hulpdiensten geplaatst met elk een vermogen van 2.500 kVA.

In dit onderstation wordt de elektrische energie verdeeld over de site. Verder zorgt dit

onderstation voor de beveiliging van de bekabeling op de site en zit er een controleruimte in.

Batterij

Het batterijsysteem bestaat uit verschillende onderdelen met name 22 batterijcontainers en 11 transformators. Al deze onderdelen worden verbonden met behulp van een kabeltracé. Het batterijsysteem heeft een totaal vermogen van 132.000 kWh.

Het gaat om een stalen batterijcontainer is 12,20 m lang, 2,44 m breed en 2,90 m hoog. De container wordt op enkele punten op een betonnen strookfundering geplaatst. Tussen de onderdelen van het batterijsysteem blijft het terrein onverhard (grind).

 

Transformator

Per 2 batterijcontainers wordt er één transformator geplaatst. Deze transformatoren hebben volgende afmetingen: 2,60 m, 2,60 m en 3,80 m hoogte.

De transformatoren worden voorzien op dezelfde strookfundering als de batterijen, met

omranding om potentiële lekkage van de transformator op te vangen. De inkuiping is aangesloten op een KWS-afscheider waarna het gezuiverde water ter plaatse kan

infiltreren in de bodem. Via geultjes kan het teveel aan water worden afgevoerd naar de verschillende infiltratiebekkens ten noorden, ten oosten en ten zuiden van de projectsite.

Het totaal geïnstalleerde vermogen van de inverters bedraagt 38.500 kVA. Boven op de

omvormers wordt steeds een koeling voorzien.

 

Schakelinstallatie hoogspanning

Om de aansluiting op het transmissienet te realiseren wordt er een schakelinstallatie

hoogspanning voorzien op de batterijsite. De totale schakelinstallatie heeft een afmeting van 33 m op 13,50 m en omvat ook 1 transformator met een vermogen van 38,5 MVA.

De hoogspanningstransformator is voorzien van een inkuiping om potentiële lekkages van de transformator op te vangen. De inkuiping is steeds voorzien van een KWS-afscheider. De inkuiping onder de transformator heeft een afmeting van 8,2 m op 3,6 m.

De overige onderdelen van de hoogspanningsaansluiting (o.a. schakelmateriaal) worden

geplaatst op waterdoorlatende verharding.

 

Opslagruimte

In het zuiden van de batterijsite wordt een opslagruimte voorzien met een lengte van 12,20 m op 2,70 m breed en met een kroonlijsthoogte van 2,90 m, t.o.v. het maaiveld.

Deze opslagruimte bestaat uit een stalen containerconstructie met één open ruimte die langs de voorzijde toegankelijk is. Deze ruimtes worden voorzien ten behoeve van de opslag van gereedschappen en reserveonderdelen voor het uitvoeren van onderhoud en herstellingen op de site.

Deze opslagruimte staat aan de zuidelijke rand van de batterijsite dichtbij de toegangsweg, die ook als fiets- en voetpad wordt gebruikt. De achtergevel sluit aan bij de omheining rondom de batterijsite; voor deze gevel staat geen omheining. Ze maken mee deel uit van de omheining rondom de site. Op de achtergevel van deze container wordt een informatiepaneel voorzien die passerende fiets- of voetganger informatie geeft over het batterijproject. Verder wordt aan deze achtergevel ook een stalen buitentrap voorzien, waardoor men zonder het batterijpark te betreden het dak van de opslagruimte kan betreden.

Het dak van deze opslagruimte wordt ingericht als een uitzichtpunt. Een deel van het dak zal ingericht worden als groendak met Sedum cassettes. Dit zal toelaten dat het wel als uitkijkpunt kan gebruikt worden maar niet zozeer als verblijfsplek.

De zijgevels van deze opslagruimte krijgen een houten afwerking.

 

Voorziene brandvoorzorgsmaatregelen volgens het ingediende dossier:

Aanleg van een hydrantenleiding met 2 hydranten.

 

Toegangsweg

REGLEMENTERING

De voorgelegde plannen dienen te beantwoorden aan de geldende reglementering:

7 JULI 1994 – Koninklijk Besluit tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan nieuwe gebouwen moeten voldoen [en latere wijzigingen].

Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (ARAB) en de Codex over het Welzijn op het Werk, in het bijzonder Boek 3. Arbeidsplaatsen.

VLAREM.

Nederlandse Richtlijn PGS 37-1 versie 0.2 (juli 2023) – Lithiumhoudende energieopslagsystemen.

De batterijcontainers dienen te voldoen aan UL9540A.

Richtlijnen brandveiligheid voor energieopslagsystemen van kpt. Dr. Koen Desmet, brandweerzone Vlaamse Ardennen.

 

BEMERKINGEN

Het gebouw moet minimaal aan alle eisen voldoen wat betreft de opvatting, de bouw en

de inrichting ervan om:

Het ontstaan, de ontwikkeling en de voortplanting van brand en rook te voorkomen.

De veiligheid van de aanwezigen te waarborgen zodat ze in alle omstandigheden op een veilige wijze het gebouw kunnen verlaten.

Preventief het ingrijpen van de brandweer te vergemakkelijken.

De structurele elementen hun functie te laten behouden.

De opgesomde bemerkingen zijn niet van beperkende aard op de bestaande voorschriften en bepalingen die van toepassing kunnen zijn. De verantwoordelijke dient de geldende reglementering na te leven.

 

Op basis van de ingediende plannen worden volgende bemerkingen gemaakt met betrekking tot de geldende reglementering(en).

 

BASISNORMEN

OPMERKING

Door de beperkte oppervlaktes van de verscheidene containers vallen deze buiten het toepassingsgebied van het vermelde KB.

 

ARAB en CODEX

ARAB en CODEX bevatten bepalingen ten gevolge van het tewerkstellen van personeel. Brandweer merkt op dat de werkgever de verplichtingen moet nakomen en dat de controle berust bij de daartoe bevoegde ambtenaren.

 

VLAREM

VLAREM bevat bepalingen inzake milieuhygiëne bij bepaalde uitbatingen. Brandweer merkt op dat de controle berust bij de daartoe bevoegde ambtenaren.

Voor onderstaande punten, door de exploitant bepaald, kan de bevoegde brandweer geraadpleegd worden:

de organisatie van de brandbestrijding.

de brandbestrijdingsmiddelen.

de capaciteit voor de opvang van verontreinigd bluswater.

Voor de organisatie van de brandbestrijding en de brandbestrijdingsmiddelen kan de aanvrager een voorstel doen aan de brandweer op basis van een risicoanalyse (in kader van de Codex, …).

Voor de capaciteit voor de opvang van verontreinigd bluswater kan de aanvrager een voorstel doen aan de brandweer op basis van berekeningen.

 

PGS 37-1 ESS

Een PGS-richtlijn is een document over de veilige opslag en de bijbehorende activiteiten met gevaarlijke stoffen. In de PGS-richtlijn staan de belangrijkste risico's van die activiteiten voor de veiligheid en gezondheid van werknemers, de veiligheid van de omgeving en de brandveiligheid. Ook staan in een PGS-richtlijn de mogelijke gevolgen van die risico's voor het bestrijden van een ramp. Om de risico's te beheersen en de negatieve effecten voor mens en milieu te beperken zijn doelen geformuleerd. Aan deze doelen zijn maatregelen gekoppeld. Met deze maatregelen kan aan de doelen worden voldaan.

 

OPMERKING

De installatie behoort tot de klasse Typical 2: energieopslagpark met stationair opgestelde containers.

De inrichting dient minimum te voldoen aan de bepalingen van art. 7.6 Veiligheid, in bijzonder art. 7.6.3.Brandveiligheid.

 

UL9540A

Deze testprocedure geeft info over hoe een thermische overstromingstoestand zich verspreid van het ene batterijonderdeel naar het andere?

       Cel tot cel

       Module naar module

       Rek naar rek

 

Geeft en bepaalt de mogelijke effecten op aangrenzende componenten en bepaalt de effecten van systeembeperkingen.

 

SPECIFIEKE BRANDVEILIGHEIDSMAATREGELEN

Onderstaande maatregelen dienen getroffen te worden en maken integraal deel uit van de vergunning.

 

1. INPLANTING EN TOEGANGSWEGEN

 

De toegangswegen voor lage gebouwen worden bepaald in akkoord met de brandweer, volgens de volgende leidraad.

Voor de gebouwen met één bouwlaag moeten de voertuigen van de brandweer ten minste tot op 60 m van een gevel van het gebouw kunnen naderen.

Daartoe moeten de voertuigen beschikken over een toegangsmogelijkheid en een opstelplaats:

       ofwel op de berijdbare rijweg van de openbare weg.

       ofwel op een bijzondere toegangsweg vanaf de berijdbare rijweg van de openbare weg.

en die de volgende karakteristieken vertoont:

       minimale vrije breedte: 4 m.

       minimale draaicirkel met draaistraal 11 m (aan de binnenkant) en 5 m (aan de buitenkant).

       minimale vrije hoogte: 4 m.

       maximale helling: 6 %.

       draagvermogen: derwijze dat voertuigen, zonder verzinken, met een maximale belasting van 13t er kunnen rijden en stilstaan, zelfs wanneer ze het terrein  hervormen.

 

2. EVACUATIE

 

Er dient vlot en veilig geëvacueerd te kunnen worden via de gemeenschappelijke vluchtwegen. Materialen en voorwerpen mogen noch de evacuatie belemmeren noch de brandlast significant verhogen. De verantwoordelijkheid voor toezicht ligt bij de bewoners of de gebruikers van het gebouw.

 

3. DETECTIE EN ALARM

 

De installatie moet voorzien worden van de nodige automatische detectie-systemen.

Het bedieningspaneel dient zich te bevinden in een centrale controle- en bedieningspost die rechtstreeks toegankelijk is van buiten ofwel via een gang met wanden die minstens EI60 hebben en deuren die minstens EI1 30 hebben. De maximale loopafstand van buiten tot dit lokaal bedraagt 15 m.

Symbolen en tekst moeten logisch en begrijpelijk zijn voor de brandweerploegen.

Instructies en plannen worden eventueel in een gesloten kast bijgeplaatst met opschrift “BRANDWEER”.

Het evacuatiesignaal dient overal in het gebouw duidelijk hoorbaar te zijn.

 

4. BRANDBESTRIJDINGSMIDDELEN

 

       Brandblussers conform EN 3 (BENOR) met minimaal 1 bluseenheid (bijvoorbeeld 6 l water/schuim of 6 kg ABC-poeder) dienen doelmatig verdeeld te worden aan het ondertation middenspanning en de opslagruimte.

       Alle blusmiddelen dienen goed zichtbaar te worden opgehangen in gebruiksklare toestand. Indien ze buiten geplaatst worden dienen ze beschermd te worden tegen de weersinvloeden.

       Deze toestellen dienen jaarlijks te worden gecontroleerd door een bevoegd persoon of installateur.

 

5. CONTROLE VOOR INGEBRUIKNAME

 

       Alvorens het gebouw geheel of gedeeltelijk in gebruik te nemen, acht de brandweer het raadzaam een controlebezoek aan te vragen.

       De aanvrager dient het online aanvraagformulier in te vullen, dit kan via volgende link: https://rivierenland.hulpverleningszone.be/pagina/aanvraag-voorbespreking-of-inspectie.

       Om de controle zo vlot mogelijk te laten verlopen dient u vóór het bezoek alle relevante documenten (gebundeld) digitaal over te maken. Het gaat o.a. om (voor zover aanwezig):

       De (evacuatie)plannen.

       De documenten die controle, onderhoud en keuring aantonen van:

      elektrische installaties (laagspanning, hoogspanning, veiligheidsverlichting).

      detectie- en alarminstallaties (automatische (brand)detectie, alarmering).

      blusmiddelen (brandblussers, automatische blussing, hydranten op eigen terrein, sprinklerinstallatie, …) .

      ... .

 

Gunstig mits naleving van de voorwaarden opgenomen in het verslag

De ingediende plannen voldoen niet aan alle brandveiligheidsmaatregelen.

De brandweer verleent een gunstig advies mits rekening wordt gehouden met de bemerkingen uit dit verslag en de nodige aanpassingen hieromtrent worden gedaan.

 

Het advies van Provinciale en Intercommunale Drinkwatermaatschappij der provincie Antwerpen - riolering is voorwaardelijk gunstig. Het advies wordt wel onderbouwd met specifieke regelgeving, waardoor dit advies dus wel onder de toepassing van VCRO art.4.3.3. “direct werkende normen” valt. Het cbs moet dit advies dus wel verplicht volgen; de voorwaarden moeten dus wel bij de vergunning opgelegd worden. Het advies luidt als volgt:

 

1. Beschrijvend gedeelte:

1.a. Van toepassing zijnde regelgeving:

       Het reglement voor de aanleg van rioleringsinfrastructuur in ontwikkelingen, goedgekeurd door de gemeenteraad (zie website www.pidpa.be).

       Het Vlaams reglement houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (VLAREM).

       De gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwater d.d. 2 oktober 2023 (De gewestelijke hemelwaterverordening 2023 | Departement Omgeving - Vlaamse overheid (vlaanderen.be).

       De code van goede praktijk voor het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van rioleringssystemen.

       Het algemeen waterverkoopreglement (zie onze website bij Waterverkoopreglementen | Pidpa).

       Het bijzonder waterverkoopreglement (zie onze website bij Waterverkoopreglementen | Pidpa).

       De technische voorschriften private waterafvoer (zie website www.pidpa.be).

       Het hemelwater- en droogteplan van deze gemeente is beschikbaar. Deze zijn raadpleegbaar op onze website www.pidpa.be.

       Het watertoetsbesluit en de daarbij horende informatieplicht (www.waterinfo.be/Watertoets).

       Deze lijst is niet limitatief.

 

1.b. Omgevingsanalyse:

       De ontwikkeling is gelegen in niet-gezoneerd gebied. Deze aanvraag handelt enkel over de afvoer van RWA.

       Deze ontwikkeling is gelegen in overstromingsgevoelig gebied (NOG). Zoals voorzien in het watertoetsbesluit dienen de nodige beschermingsmaatregelen genomen te worden om de (toekomstige) gebouwen te vrijwaren van een overstroming. De ligging in overstromingsgevoelig gebied heeft geen invloed op het resultaat van het advies en wordt louter ter informatie meegedeeld.

 

1.c. Weerhouden geval volgens het ontwikkelingsreglement:

       De ontwikkeling ligt in centraal gebied, grenzend aan centraal gebied of in geoptimaliseerd buitengebied en er zijn enkel beperkte rioleringswerken en bijhorend sleufherstel van de bestaande wegenis nodig binnen het openbaar domein. Dit valt onder de specifieke voorwaarden van het geval A.2. van het ontwikkelingsreglement.

 

2. Voorwaarden (onverminderd de bepalingen uit het ontwikkelingsreglement):

2.a. Specifieke voorwaarden:

       De RWA-afvoer dient aangesloten te worden op het RWA-stelsel van de Alexander Wuststraat of dient ter plaatse op eigen terrein in de bodem te infiltreren.

       Bij nieuwbouw of herbouw van een overdekte constructie, bij verbouwing van een bestaande overdekte constructie met werken aan de afwatering of bij uitbreiding van een bestaande overdekte constructie, die geen enkele woongelegenheid bevat, is de plaatsing van een of meer hemelwaterputten verplicht tenzij kan worden aangetoond dat er geen gebruiksmogelijkheden zijn voor opgevangen hemelwater.

       Er is geen hergebruik van regenwater mogelijk op de site dus wordt er geen regenwaterput geplaatst.

       De RWA-afvoer moet worden aangesloten op een bovengrondse infiltratievoorziening (wadi) met min. 73.189,05 liter (effectief 92.000 liter) infiltratievolume en min. 177,43 m² (effectief 440 m²) infiltratie oppervlakte.

       Het nodige infiltratievolume wordt als volgt bekomen:

       Wadi noord: 16.000 liter/75 m².

       Wadi oost: 49.000 liter/183 m² TOTAAL: 92.000 liter/440 m².

       Wadi zuid: 27.000 liter/182 m².

       Er moet voor gezorgd worden dat de infiltratievoorziening zich bevindt boven het grondwaterniveau.

       Waterdoorlatende verhardingen met een hellingspercentage van minder dan 2% dienen niet te worden opgenomen in de berekening voor de dimensionering van de hemelwatervoorzieningen.

       De oppervlakte van de onverharde zone dient minimaal een vierde van de afwaterende oppervlakte te bedragen.

       Eén RWA-huisaansluitputje ter hoogte van elke overgang van privéwaterafvoer naar het openbaar saneringsnetwerk is verplicht, tenzij wordt aangesloten op een gracht of een ander open hemelwaterlichaam.

       De huisaansluitputjes, de plaatsing ervan en de aansluiting(en) op de riolering zijn ten laste van de ontwikkelaar.

       Deze putjes dienen te voldoen aan de voorwaarden voor een standaard huisaansluiting:

       minimaal 0,5 m en maximaal 1 m uit elkaar.

       maximale diameter van 160 mm.

       de bovenkant van de buis maximum 50 cm onder het maaiveld ter hoogte van de rooilijn.

       De aansluitingen dienen aangevraagd te worden bij Pidpa-Riolering (www.pidpa.be).

       Dossierkost.

 

Er dient door de ontwikkelaar een éénmalige dossierkost betaald te worden van € 500,00 euro (excl. btw), zoals vermeld in punt 2.b. en conform artikel 5 van het ontwikkelingsreglement (deze dossierkost dient betaald te worden nadat de vergunning werd afgeleverd).

 

2.b. Algemene voorwaarden:

       De dossierkost, conform artikel 5 van het ontwikkelingsreglement, dient betaald te worden nadat Pidpa in kennis werd gesteld van het afleveren van de vergunning. Deze dossierkost wordt door Pidpa rechtstreeks aan de ontwikkelaar gefactureerd. Deze dossierkost staat volledig los van een eventuele offerte voor het uitvoeren van werken door Pidpa.

       Voor elke aansluiting op de riolering (dus ook op bestaande wachtaansluitingen/huisaansluitputjes) dient een aanvraag gericht te worden aan Pidpa-Riolering.

       Bij een bemaling is het verplicht een zandvang en een debietsmeter te plaatsen.

       Bij calamiteiten (vervuiling/verstopping/wateroverlast/…) ten gevolge van de lozing van bemalingswater zullen alle kosten worden verhaald op de veroorzaker.

       De keuring van de afvoer van de privéwaterafvoer is verplicht:

       bij nieuwbouw of herbouw.

       bij het realiseren van een bijkomende aansluiting of het plaatsen van een IBA.

       bij de aanleg van een gescheiden riolering op het openbaar domein tenzij er een conform keuringsattest kan voorgelegd worden van nieuw- of herbouw dat niet ouder is dan 5 jaar.

 

3. Beoordeling:

Het advies is gunstig.

Mits er voldaan wordt aan de bovenstaande te volgen richtlijnen, voorwaarden en regelgeving.

Gelieve na het afleveren van de beslissing ons hiervan afschrift te bezorgen.

 

Het advies van Agentschap Natuur en Bos is voorwaardelijk gunstig. Het advies wordt wel onderbouwd met specifieke regelgeving, waardoor dit advies dus wel onder de toepassing van VCRO art.4.3.3. “direct werkende normen” valt. Het cbs moet dit advies dus wel verplicht volgen; de voorwaarden moeten dus wel bij de vergunning opgelegd worden. Het advies luidt als volgt:

 

BETREFT:

Aanvraag van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen en/of de exploitatie van een ingedeelde inrichting.

 

Onderwerp: Batterijproject Schelle Nippon Koei Energy Europe

 

Datum van ontvangst: 05.06.2024

 

Aanvrager(s) Naam

Nippon Koei Energy Europe B.V.

 

Situering totale aanvraag

Schelle: 11038A0544/00C000, 11038A0542/00H000, 11038A0542/00Z000, 11038A0542/00B000, 11038A0542/00F000, 11038A0544/00T000, 11038A0544/00B002, 11038A0544/00A002, 11038A0549/00B000, 11038A0542/00C002, 11038A0544/00A000, 11038A0544/00S000, 11038A0544/00R000, 11038A0544/00P000

 

Ruimtelijke bestemming

Gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut, natuurgebieden, parkgebieden.

 

Beschermingsstatus

Habitatrichtlijngebied: Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent - BE2300006, VEN: De Vallei van de Boven Zeeschelde van de Dender- tot de Rupelmonding - 321, Vogelrichtlijngebieden: Durme en de middenloop van de Schelde - BE2301235

 

Biologische waarderingskaart

ua, kp, vn + pop, ku + sz, kd + weg + hu + kb, ui

 

Rechtsgrond

Dit advies wordt verstrekt door het Agentschap voor Natuur en Bos op basis van de volgende wetgeving:

 

Artikel 35. § 4 Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.

Artikel 37 § 12 Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.

Artikel 38/3 Besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.

Artikel 36ter Natuurdecreet van 21 oktober 1997 (in het kader van passende beoordeling).

Artikel 26bis §2 Natuurdecreet van 21 oktober 1997 (in het kader van de verscherpte natuurtoets).

 

Bespreking aanvraag

De aanvraag omvat het bouwen van een batterijpark waarbij 22 batterijcontainers, 11 transformatoren, 1 schakelruimte en een transformator geplaatst worden.

Tijdens de aanlegfase wordt er op de projectsite plaatselijk verhard, alsook een omheining en de installaties geplaatst. Tijdens de exploitatiefase zullen er vrijwel geen effecten aanwezig zijn. Geluidsverstoring bleek een aandachtspunt, maar het project werd zodanig aangepast dat dit geen significante effecten met zich mee zal brengen door het aanbrengen van geluidsmuren.

Enkele bomen dienen gekapt te worden om dit project te realiseren, maar aangezien dit geen bos is en het in gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut ligt, is hier geen aanvraag voor ontbossing nodig.

De aanwezigheid van Japanse duizendknoop in en rond de projectzone vormt een risico voor de natuurgebieden, hiervoor moeten extra maatregelen getroffen worden om de verspreiding zoveel mogelijk te minimaliseren.

 

Bespreking passende beoordeling

Aanwezigheid Japanse duizendknoop

In het projectgebied is Japanse Duizendknoop waargenomen. De richtlijnen van Thoonen & Willems (2018)1 moeten gevolgd worden. Concreet gaat het over het toepassen van bioveiligheidsmaatregelen bij grondverzet, beheer en de verwerking van groenafval van invasieve duizendknoop. Het is essentieel dat de nodige bioveiligheidsmaatregelen in het bestek worden opgenomen en er wordt toegezien op de naleving ervan. De aanvrager verbindt zich ertoe om deze maatregelen en aanbevelingen uit te voeren. Wielwasinstallatie werd hier al aangehaald en een tijdelijke vergunning wordt bij deze omgevingsvergunning ook aangevraagd. Alsook het nazorgtraject voor de eerstkomende groeiseizoenen zal toegepast worden.

 

Ruimtebeslag

Er is een inname van habitatrichtlijngebied, betreffende een talud bestaande uit ruigte met dominantie bramen, bomen en struiken die over gaat in het zuidelijk gelegen rietland. Dit wordt aangegeven als geen habitatwaardige vegetatie. Deze zone wordt niet verhard, maar ingericht t.b.v. infiltratie met natuurlijke vegetatie.

Het zuidelijk gedeelte van het projectgebied dat overlapt met vogelrichtlijngebied zal natuurtechnisch ingericht en beheerd worden en fungeert voor het project als infiltratie- en rustzone. De doelen opgesteld voor de vogelsoorten van het vogelrichtlijngebied worden niet verhinderd met dit project.

 

Geluid- en lichtverstoring

Om de geluidshinder zoveel mogelijk te vermijden en onder de drempelwaarde van 45d(B)A te blijven, worden vergroende geluidswanden neergezet van 4 meter hoog, over een lengte van 185 meter. Volgens de studie van Reijnen, Foppen & Meeuwsen is deze waarde van 45d(B)A de drempelwaarde waarbij er geen verstoring zal optreden bij vogelpopulaties.

Verlichting (uitschakelbaar) is enkel noodzakelijk tijdens onderhoud. Standaard is dit uitgeschakeld.

 

Vermesting en verzuring

De impactscore van de aanlegfase bedraagt voor de vermesting 0,139% en voor de verzuring 0,223% (1221,79 kg NOx/jaar). Op basis van deze gegevens kan geconcludeerd worden dat dit project de 1% - de minimisdrempel niet zal overschrijden.

Voor de exploitatiefase werd er gekeken naar de VITO-tabellen (VITO 2024/EI/R/3195 – voertuigemissies en de minimis-normen: een analytische benadering voor wegverkeer). Hierbij werd waargenomen dat zelfs als het nabijgelegen habitattype het meest gevoelig was voor stikstofdepositie (KDW = 6), er 70.000 lichte voertuigen of 9.000 zware voertuigen nodig zijn om de 1%- de minimisdrempel te overschrijven. Aangezien er geen personeel ter plaatse zal zijn, en enkel sporadisch een onderhoud moet uitgevoerd worden (ongeveer 6-7 bezoeken per jaar), zal deze drempelwaarde uit het stikstofdecreet nooit bereikt worden.

 

Conclusie

Het Agentschap voor Natuur en Bos stelt vast dat de vergunningsplichtige activiteit, het plan of programma geen betekenisvolle aantasting impliceert voor de instandhoudingsdoelstellingen van de speciale beschermingszone. Het Agentschap voor Natuur en Bos verklaart zich akkoord met de conclusies uit de passende beoordeling. De passende beoordeling wordt gunstig geadviseerd zodat de aanvraag in overeenstemming is met artikel 36ter§4 van het stikstofdecreet.

 

Bespreking verscherpte natuurtoets

Ruimtebeslag

Er zal geen ruimtebeslag van VEN-gebied ingenomen worden. Er zal wel gebruik gemaakt worden van de al bestaande weg die aan de rand van het naastliggende VEN-gebied ligt.

 

Verstoring

Om de geluidshinder zoveel mogelijk te vermijden en onder de drempelwaarde van 45d(B)A te blijven, worden vergroende geluidswanden neergezet van 4 meter hoog, over een lengte van 185 meter. Volgens de studie van Reijnen, Foppen & Meeuwsen is deze waarde van 45d(B)A de drempelwaarde waarbij er geen verstoring zal optreden bij vogelpopulaties.

 

Bodem

Om bodemcompactie uit te sluiten zal langs het VEN-gebied een tijdelijke afsluiting geplaatst worden tijdens de aanlegfase.

 

Vermesting en verzuring

Op 10 maart 2023 heeft de Vlaamse Regering de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) definitief vastgesteld. Het team Mer had op 9 maart 2023 het plan-MER Programmatische Aanpak Stikstof goedgekeurd (nummer PLMER-0257-GK). In deze plan-MER werd eveneens geoordeeld of het programma onvermijdbare en onherstelbare schade kan genereren voor gebieden die deel uitmaken van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN). In veel VEN-gebieden komen ook vegetaties voor die kwetsbaar zijn voor eutrofiëring of verzuring. Door de uitvoering van de algemene reductiemaatregelen die zijn verankerd in het Stikstofdecreet valt voor deze gebieden een verbetering te verwachten, die gezien het grote aandeel generieke maatregelen ook buiten de SBZ-H aanzienlijk zal zijn. Volgens de plan-MER zal door de uitvoering van de generieke reductiemaatregelen de gemiddelde depositie in VEN (kg N/ha.jaar) dalen van 20,8 in het referentiejaar 2015 naar 14,8 in 2030. Deze reductie is van dezelfde grootorde als dewelke in de SBZ-H zal plaatsvinden, alwaar de gemiddelde depositie (kg N/ha.jaar) zal dalen van 21,4 naar 14,29. Een groot deel van de VEN-gebieden overlapt met de SBZ-H zodat een daling te verwachten is. Voor delen van het VEN die niet overlappen met SBZ-H (ongeveer 37 % van de totale oppervlakte), werd de depositie afzonderlijk berekend (zie bijlage N bij de plan-MER PAS). Hieruit blijkt dat de stikstofdepositie daalt in alle VEN-gebieden, ook in de delen die niet overlappen met SBZ-H.

De depositie van dit project is dermate klein dat de neerwaartse trend niet hypothekeert in functie van het wegwerken van de dalende trend, dit zowel voor de habitat binnen als binnen de VEN-gebieden.

 

Conclusie

Het Agentschap voor Natuur en Bos stelt vast dat de vergunningsplichtige activiteit geen onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur in het VEN zal veroorzaken zodat de aanvraag in overeenstemming is met artikel 26bis van het stikstofdecreet.

 

Bespreking soorten

Alle van nature in het wild levende vogelsoorten en vleermuizen zijn beschermd in het Vlaamse Gewest op basis van het Soortenbesluit van 15 mei 2009. De bescherming heeft onder meer betrekking op de nesten van de vogels en de rustplaatsen van de vleermuizen (artikel 14 van het Soortenbesluit). Bij het uitvoeren van werken in de periode van 1 maart tot 1 juli moet men er zich – vóór men overgaat tot de uitvoering van de werken – van vergewissen dat geen nesten van beschermde vogelsoorten beschadigd, weggenomen of vernield worden. Bij het werken aan (oude) constructies of het kappen van bomen dient men na te gaan vóór de werken beginnen of er vleermuizen aanwezig zijn. Als nesten of rustplaatsen in het gedrang komen dient de aanvrager contact op te nemen met het Agentschap voor Natuur en Bos via het algemeen e-mailadres van AVES.

 

Rugstreeppad

Er zal op gelet worden dat er geen waterplassen ontstaan, om zo te voorkomen dat de rugstreeppad zich zal vestigen en hierin zou voortplanten (tijdens voortplantingsperiode van maart tot en met augustus). Indien er toch larven vastgesteld worden, moeten de nodige maatregelen zoals amfibieënschermen in stand gebracht worden om zo deze individuen te beschermen.

 

Conclusie

Het Agentschap voor Natuur en Bos stelt vast dat de vergunningsaanvraag/vergunningsplichtige activiteit mits naleving van deze voorwaarden niet in strijd is met de beschermingsbepalingen ten aanzien van beschermde soorten zoals bepaald in het Soortenbesluit.

 

Conclusie

Op basis van bovenstaande uiteenzetting verleent het Agentschap voor Natuur en Bos een gunstig advies mits naleving van de volgende voorwaarden:

  1.    Het rooien van bomen mag niet uitgevoerd worden in de standaard schoontijd van 1 april tot 1 juli.
  2.   De richtlijnen van Thoonen & Willems (2018) moeten gevolgd worden om Japanse duizendknoop zo efficiënt mogelijk te bestrijden.
  3.   Het projectgebied dient ingezaaid te worden met inheemse standplaatsgeschikte vegetatie die aansluit op het omliggende vegetatietype.
  4.   Tijdens de aanlegfase zullen de werken overdag van 7u tot 18u gebeuren. Hierbij moet rekening gehouden worden dat verlichting niet naar de natuurgebieden gericht zijn om eventuele verstoring van vleermuizen te voorkomen.
  5.   Tijdens de exploitatiefase is het licht standaard uitgeschakeld en zal enkel aangedaan worden indien nodig tijdens onderhoud. Hierbij moet erop gelet worden dat de verlichting niet in de richtlijngebieden en VEN-gebied schijnt, alsook voldoet aan de richtlijnen voor vleermuisvriendelijke verlichting. Namelijk neerschijnende lichtarmatuur (certificaat “Dark Sky Proof”) en zo laag mogelijke lampenpalen alsook geen fel witte LED verlichting, maar moeten vleermuisvriendelijk worden uitgevoerd met een dimbare amberkleurige, UV-vrije LED armatuur met een golflengte 592-594 Nm en kleurpunt x/y = 0,6004 / 0,3956.
  6.   Het ontstaan van waterplassen dient vermeden te worden. Indien er toch larven van rugstreeppad vastgesteld worden, moeten de nodige maatregelen zoals amfibieënschermen in stand gebracht worden om deze individuen zoveel mogelijk te beschermen.

 

De vergunningverlenende overheid kan de vergunning slechts toekennen mits naleving van deze voorwaarden.

 

  1. Functionele inpasbaarheid

Voorliggende aanvraag betreft het aanleggen van batterijpark en verbreden van de toegangsweg op een perceel in gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut. De gevraagde functie betreft batterijpark. De bestaande directe omgeving wordt gekenmerkt door natuur, een onderstation van Elia, vroegere elektriciteitscentrale en woningen.  Aangezien een batterijpark een voorziening is van openbaar nut, met name het opvangen van energiefluctuaties op het elektriciteitsnet is de voorgestelde functie in principe inpasbaar in de directe omgeving.

 

  1. Mobiliteitsimpact

De aanvraag voorziet in het aanleggen van een batterijpark en verbreden van een bestaande toegangsweg tot een breedte van 4 m ten behoeve van toegankelijkheid door de brandweer. Tijdens de werffase zal er voor een tijdelijke periode relatief veel verkeer zijn. Van zodra de werffase is afgerond en het batterijpark in exploitatie wordt genomen is enkel nog sporadisch verkeer ten behoeve van onderhoud aan het batterijpark of onderhoud aan de bestaande hoogspanningsmasten van Elia. Tijdens dergelijk onderhoud kan een wagen zich op het eigen terrein parkeren. Er is verder geen permanentie op de site. Daarom is de voorgestelde impact op de mobiliteit in de omgeving en/of het perceel dus aanvaardbaar.

 

  1. Schaal

De aanvraag voorziet in de aanleg van een batterijpark bestaande uit volgende onderdelen. Elf transformatoren met een hoogte van 3,8 m, 22 batterij-units met een hoogte van 2,9 m. Een schakelinstallatie hoogspanning met een maximale hoogte van 21,73 m een onderstation middenspanning met een kroonlijsthoogte van 3,18 m, een opslagruimte met een kroonlijsthoogte van 2,9 m en balustrade hierbovenop met een hoogte van 1,2 m. Daarnaast worden er toegangspoorten en omheining voorzien die op twee na allen een hoogte hebben van 2 m. Omheining 4 heeft een hoogte van 3 m en omheining 1 en toegangspoort 1 een hoogte van 2,5 m. Omheining 3 heeft een hoogte van 4 m. Voor de transformatoren, batterijen, onderstation en opslagruimte zijn de voorziene hoogtes aanvaardbaar. De schakelinstallatie heeft een zeer grote hoogte, doch is dit aanvaardbaar gelet op de plaatsing ervan tussen twee hoogspanningsmasten en naast een onderstation van Elia waar ook reeds dergelijke installaties voorkomen. De omheiningen en toegangspoorten hebben op omheining 3 na allen een aanvaardbare hoogte. Omheining drie die gelegen aan de zijde van de rivier heeft een hoogte van 4 m hetgeen nodig is om te voldoen aan de geluidsnormen. Deze omheining heeft een breedte van 1,4 m en wordt opgevuld met grond en nadien begroeid met vier verschillende klimplanten. Er is echter twijfel dat dit zal zorgen voor een voldoende groen uitzicht van deze omheining aangezien begroeiing ook enkel mogelijk zal zijn aan de buitenzijde van deze muur. Er wordt opgelegd dat er een bredere aarden omheining moet worden voorzien waarin planten ook effectief langs beide zijden kunnen wortelen om een groen uitzicht te garanderen. Mits voldaan aan deze voorwaarde is het voorgestelde gabarit/volume ten aanzien van de omgeving en/of het perceel dus aanvaardbaar.

 

  1. Ruimtegebruik en bouwdichtheid

De aanvraag voorziet in het aanleggen van een batterijpark en verbreden van een bestaande toegangsweg tot een breedte van 4 m. Voor het verbreden van de toegangsweg die maar een beperkte hoeveelheid extra verharding worden voorzien dan nu het geval is. Er dient aangezien dit een openbaar toegankelijke gemeenteweg betreft wel zeker de bepalingen worden gevolgd uit het typebestek SB250. Tussen de batterijen en verschillende installaties worden verhardingen aangelegd in waterdoorlatende verharding onder de vorm van steenslag. Onder de installaties en batterijen komen betonnen funderingen. Momenteel is er op het terrein buiten de funderingen van de aanwezige hoogspanningsmasten geen verharding aanwezig. De verhardingsgraad van het perceel neemt dus toe ten opzichte van de bestaande toestand. Aangezien de verhardingen enkel worden aangelegd binnen de zone voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut en er daarnaast drie wadi’s worden voorzien met een totaal volume van 92000 liet en ook een groenzone nieuw wordt aangelegd met picknickzone zijn de voorgestelde constructies/verhardingen/ruimte-inname ten aanzien van de omgeving en/of het perceel dus aanvaardbaar. Tijdens de werffase wordt er een tweede werkstrook voor het plaatsen van werfketen en materiaal voorzien op vroegere Electrabelsite met adres Interescautlaan 100. Daar dit een tijdelijke inname van het terrein betreft enkel tijdens de werffase is dit aanvaardbaar.

 

  1. Visueel-vormelijke aspecten

De aanvraag voorziet in het aanleggen van een batterijpark met batterijen, transformatoren, opslagruimte, onderstation middenspanning , schakelinstallatie hoogspanning, omheiningen en toegangspoorten. Het onderstation middenspanning is een prefabcabine  in grijze kleur. De batterijen en transformatoren hebben een witgrijze kleur. De opslagruimte wordt bekleed met hout en hier wordt ook een informatiepaneel voorzien. De toegangspoorten worden allen uitgevoerd in donkergroen staal. Twee omheiningen worden uitgevoerd in donkergroen staal overtrokken met donkergroene plastiek. De geluidswand naast de schakelinstallatie hoogspanning wordt voorzien in grijs beton, de omheining drie werd hierboven reeds omschreven. Op zich is het materiaalgebruik allen aanvaardbaar. Dit met uitzondering van omheining drie zoals reeds werd omschreven, maar ook de twee stalen omheiningen voldoen door het bekleden met plastiek niet. Daarom wordt als extra voorwaarde opgelegd dat de omheiningen niet met plastiek mogen worden bekleed. Mits voldaan aan deze voorwaarde is het voorgestelde materiaalgebruik/vormgeving/esthetiek ten aanzien van de omgeving en/of het perceel dus aanvaardbaar.

 

  1. Cultuurhistorische aspecten

Niet van toepassing. De aanvraag omvat geen cultuurhistorische of erfgoed gerelateerde elementen.

 

  1. Bodemreliëf / Milieu

De aanvraag omvat de aanleg van drie wadi’s met een diepte van 30 cm. Deze reliëfwijziging beperkt zich tot de wadi’s die worden aangelegd om te voldoen aan de hemelwaterverordening en ook geen invloed hebben op de natuurlijke afwatering van het perceel. Daarom zijn de voorgestelde werken ten aanzien van het bodemreliëf, de aanpalende percelen, de omgeving en het perceel dus aanvaardbaar.

 

  1. Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen

De aanvraag omvat een batterijpark dat zorgt voor een geluidsproductie door de batterijen en transformatoren. Uit de geluidstudie blijkt dat er voldoende maatregelen worden genomen om geluidsoverlast naar zowel natuur als omwonenden te beperken. Daarom zijn de voorgestelde werken ten aanzien van de aanpalende percelen, de natuurwaarden, de omgeving en het eigen perceel dus aanvaardbaar.

 

Bijkomend worden vanuit de gemeente preventieve maatregelen als voorwaarden bij de vergunning opgelegd, met oog op beperken van schade en netheid aan het openbaar domein ter hoogte van het perceel tijdens uitvoering van de werken:

       De vergunninghouder moet de openbare weg rein houden in de nabijheid van de bouwwerken. Eventuele schade aan het openbaar domein moet door de vergunninghouder worden hersteld. De gemeentelijke diensten voeren na het einde der werken de controle uit.

       Indien het openbaar domein ter hoogte van uw eigendom niet in goede staat is, dit vóór de aanvang van de werken enkele foto’s te bezorgen aan de gemeentelijke dienst Omgeving via ro@schelle.be, met daarbij een beknopte beschrijving en enkele foto’s van de staat van het openbaar domein.

 

Met oog op volledigheid van uw vergunning wordt als voorwaarde voor vergunning opgelegd:

       Ten minste 8 dagen voor de start van de werken de bouwlijn en hoogtepas te laten uitzetten door een beëdigd landmeter, en hiervan een door de landmeter opgemaakt verslag (inplantingsplan met aanduiding van de uitgezette bouwlijn en hoogtepas) aan de gemeentelijke dienst Omgeving via ro@schelle.be te bezorgen, zodanig dat dit bij het vergunningsdossier gevoegd kan worden.

       In geval de opgerichte constructie 'kleine afwijkingen' t.o.v. de omgevingsvergunning omvat, zoals bedoeld in de artikels 4.2.7. tot en met 4.2.13. van de VCRO, dan moet de architect die belast is met het toezicht op de uitvoering van de vergunde stedenbouwkundige handelingen een as-built attest, vergezeld van de nodige verduidelijkende as-built plannen, worden opgemaakt, en deze moeten ten laatste 8 dagen na het einde van de werken bezorgd worden aan het gemeentebestuur, zodat deze bij het vergunningsdossier gevoegd kunnen worden.

       In geval de opgerichte constructie afwijkingen t.o.v. de omgevingsvergunning omvat, die niet begrepen kunnen worden onder de toepassing van de artikels 4.2.7. tot en met 4.2.13. van de VCRO, dan moet hiervoor op basis van as-buitplannen een omgevingsvergunning bekomen worden. Indien deze afwijkingen betrekking hebben op de inplanting en/of bouwdiepte en hoogte van de constructie, dient dit opgemeten te worden door een landmeter-expert erkend door de federale raad van de landmeters-experten

 

Beoordeling milieu: exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Beschrijving van de bestemming in een straal van 500 m

Het projectgebied is gelegen aan de monding van de Rupel in de Schelde nabij de ELIA site en de elektriciteitscentrale. Deze locatie bevindt zich in een zone aangeduid in licht blauwe kleur, zijnde zone voor gemeenschapsvoorziening en openbaar nut. De locatie is omgeven door groengebied, industriegebied en een woonwijk. De betreffende projectlocatie is thans een braakliggend buffergebied. De woonwijk is ingericht in een zone bestemd als parkgebied en bestaat uit woningen die eerder aan de centrale waren gekoppeld als huisvesting voor de ingenieurs. Het industriegebied is zonder aanduiding van type en is niet ontgonnen; het bestaat uit bosgebied verbonden aan het Hof Ten Laere. De Schelde en aanpalende gebieden aan de overkant van de Schelde zijn aangeduid als waardevol natuurgebied met statuut Ven-IVON, Natura 2000, Habitatrichtlijngebied en Vogelrichtlijngebied, en historisch permanent landschap.

 

Voorwerp van de aanvraag

De voorliggende aanvraag ingediend door Nippon Koei Energy Europe behelst de inrichting van een batterijproject bestaande uit lithium-ion batterijen met één netaansluiting en met een gepland vermogen van 30 MW met een capaciteit van 120 MWh. De batterijsite bestaat uit 22 batterijcontainers, waarin een inverter is geïntegreerd. Per 2 containers wordt er een MV-transformator voorzien. Voor de inverters en de batterijcontainers is een vloeistofkoeling voorzien. Het geheel is met elkaar verbonden door middel van een kabeltracé dat naar het substation middenspanning gaat.

 

Vanaf dit substation vertrekt er een kabel die naar de hoogspanningstransformator loopt. Deze schakelinstallatie zorgt ervoor dat het verschil in spanning tussen de stroom op het net, 150 kV, naar 30 kV, waarop de batterijsite operationeert, wordt overbrugd. De batterijsite wordt met behulp van een kabel vertrekkende vanuit het schakelinstallatie hoogspanning verbonden met het 150 kV onderstation t.h.v. de Alexander Wuststraat van Elia. De aanleg van deze kabel en de aansluiting op het openbaar net zal door Elia zelf worden voorzien en maakt dan ook geen deel uit van voorliggende aanvraag.

 

Er wordt een vergunning van onbeperkte aangevraagd. Het project bevat zowel milieukundige als bouwkundige elementen.

 

De stedenbouwkundige handelingen behelzen:

  1. Bouwen van een constructie, zijnde een onderstation middenspanning.
  2. Wijzigen van het reliëf door aanleg van meerdere wadi’s.
  3. Aanleg van verhardingen, kabels, batterijen, toegangsweg, transformatoren, voetwegen.
  4. Constructie van een container voor opslag en observatiepost.
  5. Plaatsen van publiciteit op een gevel.

 

De IIOA behelzen:

  1. Plaatsen van meerdere transformatoren en aan horigheden.
  2. Plaatsen van koelingen.

 

Toetsing aan de stedenbouwkundige voorschriften

De aanvraag is gelegen in het gewestplan Antwerpen, goedgekeurd bij koninklijk besluit van 5 augustus 1976. De aanvraag ligt volgens dit van kracht zijnde gewestplan voor een groot in een zone bestemd voor gemeenschapsvoorziening en openbaar nut. Een deel van het project ligt in natuurgebied, zijnde VEN-IVON gebied en Habitatrichtlijn gebied.

 

In de zone voor gemeenschapsvoorziening en openbaar nut gelden de stedenbouwkundige voorschriften van het Koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen. Deze voorschriften luiden als volgt:

 

Artikel 17. (20/02/1973- ...)

6. De gebieden bestemd voor ander grondgebruik:
6.0. In deze gebieden is woongelegenheid toegestaan voor zover die noodzakelijk is voor de goede werking van de inrichtingen.

6.1. …

6.2. De gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.
6.3. …...

 

In de zone natuurgebied gelden de volgende bepalingen, volgens hoger vermelde regelgeving:

 

Artikel 13. (20/02/1973- ...)

4.3. De groengebieden zijn bestemd voor het behoud, de bescherming en het herstel van het natuurlijk milieu.

4.3.1. De natuurgebieden omvatten de bossen, wouden, venen, heiden, moerassen, duinen, rotsen, aanslibbingen, stranden en andere dergelijke gebieden.

In deze gebieden mogen jagers- en vissershutten worden gebouwd voor zover deze niet kunnen gebruikt worden als woonverblijf, al ware het maar tijdelijk.

4.3.2. De natuurgebieden met wetenschappelijke waarde of natuurreservaten zijn de gebieden die in hun staat bewaard moeten worden wegens hun wetenschappelijke of pedagogische waarde. In deze gebieden zijn enkel de handelingen en werken toegestaan, welke nodig zijn voor de actieve of passieve bescherming van het gebied.

 

Toetsing aan voorwaarden voor een uitgeruste weg

Het perceel is gelegen langs de Alexander Wuststraat.

Deze verharde weg voldoet aan de decretale boordelingselementen gesteld in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, artikel 4.3.5 inzake een goed uitgeruste weg.

 

Toetsing aan normen voor toegankelijkheid

Niet van toepassing

 

Het project valt niet onder de toepassing van het Besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.

 

Milieuhistoriek

Het dossier werd ingediend op 24.01.2024.

 

De beoordeling is gebaseerd op de 6de PIV van en alle daartoe strekkende informatie die geacht wordt naar volledigheid, correctheid en vertrouwen te zijn voorgelegd aan de dienst.

 

De dienst is niet verantwoordelijk voor een beoordeling die op basis van foutief of onvolledige verstrekte informatie is ingediend.

 

Gekende milieuhinder

Niet van toepassing

 

Algemene milieuaspecten en overwegingen

 

Eventuele hinder bodem en grondwater

Er zijn enkele IIOA die een risico voor bodem en grondwater inhouden, met name de koelingen en de transformatoren.

De transformatoren worden in openlucht opgesteld, maar zijn ontworpen zodat het hemelwater en grondwater niet binnenin de transformatoren kunnen dringen. Bovendien worden de transformatoren elk op een inkuiping geplaatst om eventuele lekkages van de transformator op te vangen. De inkuiping is een vloeistofdichte kuip met een volume om de volledige inhoud van minerale oliën aanwezig in de tranformator op te vangen. Deze inkuiping is aangesloten op een KWS-afscheider die verbonden is met een infiltratiezone (bv. infiltratieput). Daarom zal het hemelwater dat valt op de transformatoren en hierdoor potentieel verontreinigd kan worden, eerst doorheen de KWS-afscheider gaan, alvorens te infiltreren in de bodem. De gebruikte minerale oliën zijn vrij van polychloorbifenylen (PCB’s) en polychloorterfenylen (PCT’s).

 

Elke batterijcontainer is intern voorzien van een vloeistofdichte verharding, om eventuele vloeistoflekken bij calamiteiten intern op te vangen en bodemverontreiniging tegen te gaan. De afvoer van deze vloeistoffen kan gecontroleerd gebeuren via een aftapkraan toegankelijk aan de buitenkant van de container. Ook de elementen van de MV-skid (voor transformator zie hierhoven) worden voorzien op een lekbak ten einde verontreiniging naar de bodem te voorkomen.

 

Mits de exploitant de algemene en sectorale voorwaarden van VLAREM II volledig en correct toepast, mag geacht worden dat de installaties correct en zorgvuldig georganiseerd worden en dat de hinder voor de bodem, mens en omgeving naar voldoening worden beheerst.

 

Eventuele hinder luchtkwaliteit

Niet van toepassing

 

Externe veiligheid

Niet van toepassing

 

Gezondheid

Niet van toepassing

 

Mobiliteit

Niet van toepassing

 

Biodiversiteit

Er wordt aan de westzijde op de grens met het Nature 2000/Habitatrichtlijn gebied een muur opgetrokken bestaande uit een basis en roosters om een natuurbegroening toe te laten. De muur dient zowel als geluidsmuur tegen de geluidsproductie van de transformatoren in het batterijpark als natuurelement om de overgang naar het groengebied en de wandelzone vlot te laten verlopen.

 

Voor de beplanting van de muur wordt volgende soort en frequentie voorzien: 1 klimplant/lopende meter, bestaande uit 2x Hedera klimop, 1x Humulus, 2x Hedera klimop, 1x Lonicera, 2x Hedera klimop, 1x Clematis etc.

Voor het beheer wordt een snoeibeurt voorzien in september voor de Hedera/klimop en de Humulus/Hop, en dit jaarlijks. Voor de Lonicera eveneens in september maar vanaf het 3de  jaar na aanplant, en voor de Clematis om de 5 jaar snoeien in maart. Het snoeiafval wordt meegenomen door de personen die het groenbeheer uitvoeren.

 

Voor de aanpak van de Japanse duizendknoop wordt volgende aanpak voorgesteld. Voorafgaand aan de werken zullen de gekende zones met Japanse duizendknoop fysiek afgebakend worden op het terrein, zodat in afwachting van de grondwerken, de verspreiding gemonitord kan worden en de verspreiding door onwetendheid bij toevallige passage van machines of personen vermeden kan worden.

Vervolgens wordt geopteerd om de aanwezige haarden van Japanse duizendknoop uit te graven. Dit gebeurt tot 1,5 m diep en minstens 30 cm onder de onderkant van de diepste wortels. Rond de haard wordt een bufferzone gerekend van 3 m die eveneens uitgegraven wordt. Met Japanse duizendknoop verontreinigde grond wordt afgevoerd voor behandeling of kan op voldoende diepte op het eigen terrein terug in de grond gebracht worden (> 2 m diep en bij voorkeur onder afgedekte zones).

Het gebruikte materiaal en materieel wordt geïnspecteerd en gereinigd (afborstelen en/of afspuiten onder hoge druk) vooraleer de afgebakende groeihaard te verlaten zodat er geen plantenresten achterblijven in de wielen, rupsbanden, laadschop, laadbak, …

Monitoring zal de komende jaren uitgevoerd worden. Bestrijding moet uitgevoerd worden wanneer de planten nog heel jong zijn en gemakkelijk integraal verwijderd kunnen worden.

 

Tot slot zal het onderhoud van de niet verharde zone periodiek uitgevoerd worden op basis van een milieuvriendelijke/niet toxische onkruidverdelger.

 

M.b.t. de begroening van de geluidsmuur moet opgemerkt worden dat de klimop en de humus woekerplanten zijn die ingeplant op de grens met het natuurgebied geen enkele meerwaarde brengen. Als woekerplant groeien ze in het natuurgebied waarvoor periodiek onderhoud niet volstaat; de ecologische meerwaarde voor biodiversiteit is verwaarloosbaar. Uitsluitend de Lonicera en de Clematis hebben een gunstig resultaat. Bovendien is het beter de diversiteit te beperken tot enkele plantsoorten. Een aanvulling kan gevonden worden in de klimhortensia.

 

De 3 weerhouden planten kunnen niet gedijen op de in het project voorgestelde klimmuur. Ze hebben een structurele muur nodig met terraselementen waarin de wortels kunnen greep krijgen en uitgroeien in de vaste grond. Het ontwerp van de muur moet aangepast worden.

 

Het betaamt in dit verband volgende bijzondere voorwaarden op te leggen:

       Keuze beplanting: Lonicera, Clematis, Hydrangea anomala 'Petiolaris' of klimhortensia.

       Beheer: volgens ecologische richtlijnen BBT.

       Beheerder: verantwoordelijkheid exploitant, contract voor te leggen NLT 3 maanden na beëindiging van de werken batterijpark, in overleg met gemeentelijke groendienst.

       Afvoer groenafval: door beheerder.

       Afvoer afgegraven grond en hergebruik: attesten van grondverzet en bodemhergebruik voorleggen aan de dienst omgeving tijdens de fase afgraving en NLT voor het einde van het afgraven.

       Spoelwater van wasbeurten materiaal en materieel: af te voeren met citerne; verbod op lozing in oppervlaktewater.

 

Licht en stralingen

Niet van toepassing.

 

Geluid en trillingen

Het dossier is gestoffeerd met een geluidstudie. De geluidstudie onderzoekt het effect van de installatie op het op minder dan 500 meter nabijgelegen woongebied. De beoordeling is gebaseerd op een berekening en modellering.

Het batterijpark zal bestaan uit 22 afzonderlijke batterijcontainers. De koeling van deze batterijen wordt voorzien door middel van drycoolers.

 

Op basis van de technische informatie verstrekt door de aanvrager in de geluidstudie worden volgende geluidsvermogens gemeld per type installatie.

 

 

Om het geluidsniveau t.o.v. het woongebied binnen de normen te krijgen van 45, 40, 40 dB(A) voor respectievelijk dag, avond en nacht en dit voor een nieuwe inrichting, voorziet het ontwerp 4 verschillende geluidsschermen.

 

       Geluidsscherm 1 werd ingetekend aan de westelijke zijde van het batterijpark met een lengte van 135 meter en een hoogte van 4 meter.

       Geluidsscherm 2 werd ingetekend aan de zuidelijke zijde van het batterijpark met een lengte van 43 meter en een hoogte van 4 meter.

       Geluidsscherm 3 en 4 zijn ingetekend als 2 parallelle geluidsschermen ten oosten en westen van de HV transformator. Deze geluidsschermen zijn elk 20 m lang en hebben een hoogte van 4 meter.

 

Onderstaande afbeelding geeft de positie van deze geluidsmuren weer.

 

 

De geluidsmuren hebben volgende eigenschappen:

       Voor geluidsschermen 1 en 2 dient het gekozen materiaal een oppervlaktemassa van minstens 20 à 25 kg/m² te hebben met een bijhorende geluidsisolatie van minimum 24 dB. De zijde die gericht is naar het batterijpark wordt telkens absorberend uitgevoerd (αw ≥ 0,7) om reflecties te vermijden. Dit is ook zo opgenomen in de berekeningen.

       Geluidsschermen 3 en 4 zullen worden uitgevoerd uit beton en bezitten een oppervlaktemassa van minimaal 140 kg/m². De bijhorende geluidsisolatie is gelijk aan 35 dB. Dit zijn typische waarden voor holle betonblokken met een dikte van 10 cm. Een zwaardere uitvoering van de muur zal de oppervlaktemassa en de bijhorende geluidsisolatie verhogen. Het materiaal wordt langs beide kanten volledig reflecterend verondersteld (αw = 0).

       Zeer belangrijk is ook dat er geen kieren aanwezig zijn in de constructies en dat de geluidsschermen volledig gesloten zijn en luchtdicht aansluiten op de grond.

 

De impact van deze maatregelen is volgens de berekening/modellering gunstig t.a.v. het woongebied. Uit de studie blijkt dat de effecten naar de woningen voldoende beheerst kunnen worden.

 

 

Voor het natuurgebied gaat de studie ervan uit dat eveneens een geluidsnorm van 45 dB(A) gehanteerd moet worden voor alle dagdelen en voor alle diersoorten.

 

Het betaamt m.b.t. geluidshinder een bijzondere voorwaarde op te leggen:

       Na bekomen van de omgevingsvergunning en na de inbedrijfneming van de installaties moet de exploitant binnen de 3 maanden een geluidstudie laten uitvoeren gebaseerd op gemeten of vastgestelde waarden.

       Binnen de 3 maanden na de uitvoering van de studie moet de exploitant de studie voorleggen aan de vergunningverlenende overheid.

       Het attest moet uiterlijk binnen de 12 maanden voorgelegd zijn aan het lokaal bestuur.

 

Mits de exploitant de algemene en sectorale voorwaarden van VLAREM alsook de hoger vermelde bijzondere voorwaarden volledig en correct toepast, mag geacht worden dat de geluidproductie correct en zorgvuldig georganiseerd worden en dat de hinder voor mens en omgeving naar voldoening worden beheerst, tenzij uit de metingen blijkt dat extra maatregelen nodig zijn.

 

Water, afvalwater- en hemelwaterbeheer

Er is uitsluitend de opvang van hemelwater. Er is geen productie van huishoudelijk afvalwater noch van bedrijfsafvalwater.

 

Het hemelwater kan hetzij rechtstreeks infiltreren via de waterdoorlatende verharding hetzij via de wadi waar het van de containerdaken opgevangen hemelwater naartoe wordt geleid. Er worden 3 wadi’s aangelegd. De overloop van 2 wadi’s is gevestigd op eigen terrein waar het overtollige water kan overstromen en infiltreren. Alleen voor de noordelijk gelegen wadi zal bij hevige regenval om de honderd jaar (T100) het overtollige hemelwater via het groenterrein naar de Rupel stromen.

 

De wadi’s worden gebouwd met een meer dan wettelijk (GSV) verplichte infiltratievolume en infiltratieoppervlakte. Onderstaande dimensies laten toe te verwachten dat het overstromingsrisico voor omgeving en de woonwijk niet significant is.

 

Mits de exploitant de algemene en sectorale voorwaarden van VLAREM volledig en correct toepast, mag geacht worden dat het waterbeheer correct en zorgvuldig georganiseerd worden en dat de hinder voor mens en omgeving naar voldoening worden beheerst.

 

Afvalstoffen

Het project voorziet in de constructie van een observatiepost bestaande uit een container met toegankelijk dak en enkele zitbanken. De site is gelegen aan een fiets- en wandelroute langsheen de Schelde/Rupel.

 

De exploitant voorziet de installatie van een vuilnisbak.

 

Inzake het beheer vermeldt de exploitant dat hij instaat voor het beheer van de vuilnisbak en ophaling.

 

Opmerkingen over de aangevraagde rubrieken

Er wordt enkel aandacht besteed aan de relevante gewijzigde rubrieken:

                               12.2.2.: transformatoren met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA, namelijk 11 transformatoren met elk een individueel vermogen van 4.200 kVA (in skids), 1 transformator met een individueel vermogen van 1.100 kVA (hulpvoeding) en 1 transformator met een individueel vermogen van 38.000 kVA (hoogspanning).

15.4.2°b)

andere niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van motorvoertuigen en hun aanhangwagens: volledig of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan het industriegebied, vermeld in 1°, waarin: 10 en meer motorvoertuigen en hun aanhangwagens per dag worden gewassen (Nieuw)

20 motorvoertuigen en hun aanhangwagens/dag

 

                               16.3.2.b: koelinstallaties geïntegreerd in batterijmodules met een totaal geïnstalleerd drijfkracht van meer dan 200 kW, namelijk 864 kW.

 

 

Beoordeling gevraagde wijziging voorwaarden

Niet van toepassing.

 

Watertoets

Wettelijke basis voor de watertoets

Volgens het Decreet betreffende het integraal waterbeleid van 15 juni 2018 dient de aanvraag onderworpen te worden aan de watertoets. De aanvraag werd getoetst aan de doelstellingen van het decreet integraal waterbeleid, en aan de bindende bepalingen van het (deel)bekkenbeheerplan.

 

Beschrijving van het watersysteem ter hoogte van de ingreep

De locatie is volgens de watertoetskaarten niet overstromingsgevoelig.

 

Verenigbaarheid met het watersysteem

Mogelijke schadelijke effecten voor het water zouden kunnen ontstaan door het wijzigen van de kwaliteit van het oppervlaktewater of het grondwater, wijzigen van de infiltratie naar het grondwater, wijzigen van de grondwatervoorraden en het grondwaterstromingspatroon, wijzigen van het overstromingsregime, het afvoergedrag of de structuurkwaliteit van de waterloop, en wijzigen van waterafhankelijke natuur. De vergunningverlenende overheid dient hierover te oordelen.

 

Beoordeling van de activiteiten, formuleren van voorwaarden en maatregelen

Gewestelijke stedenbouwkundige hemelwaterverordening: er wordt afgeweken van de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

 

Besluit

De vergunningverlenende overheid dient te oordelen over de watertoets.
 

Motivatie bijzondere voorwaarden

Het is aangewezen om bijzondere voorwaarden op te leggen omwille van de historiek van de voorgaande vergunning en de actuele hinder van de IIOA.

 

Conclusie

Het project kan gunstig worden beoordeeld mits rekening gehouden wordt met de bezwaren, de hinder, ... .

 

Eindadvies stedenbouw

VOORWAARDELIJK GUNSTIG MET UITSLUITINGEN

Gelet op bovenstaande beoordeling voldoet de aanvraag aan de goede ruimtelijke ordening, mits voldaan aan de voorwaarden, en mits voldaan aan de uitsluitingen

De Gemeentelijke Omgevingsambtenaar (GOA) adviseert aan het College om de vergunning te verlenen met bijkomende voorwaarden en met de voorgestelde uitsluitingen uit de vergunning.

 

Eindadvies milieu

VOORWAARDELIJK GUNSTIG

Gelet op bovenstaande beoordeling voldoet de aanvraag aan de voorwaarden voor exploitatie van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten, mits voldaan aan de voorwaarden.

De Gemeentelijke Omgevingsambtenaar (GOA) adviseert aan het College om de vergunning te verlenen met bijkomende voorwaarden.

 

Op basis van het decreet betreffende de omgevingsvergunning en latere wijzigingen, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en latere wijzigingen en het verslag d.d. van de gemeentelijke omgevingsambtenaren, dat in het kader van deze beslissing wordt bijgetreden en eigengemaakt, wordt de gevraagde omgevingsvergunning voor Batterijpark, verbreden weg en tijdelijke werfzone. Op een eigendom gelegen Interescautlaan 100, kadastraal gekend (afd. 1) sectie A 542 B, (afd. 1) sectie A 542 Z, (afd. 1) sectie A 542 H, (afd. 1) sectie A 542 C2, (afd. 1) sectie A 542 F, (afd. 1) sectie A 544 C, (afd. 1) sectie A 544 A2, (afd. 1) sectie A 544 B2, (afd. 1) sectie A 544 A en (afd. 1) sectie A 549 B, gedeeltelijk en onder voorwaarden verleend aan Elias Debaere namens  Nippon Koei Energy Europe B.V. gevestigd te Conradstraat 38 te 3013 AP Rotterdam, mits de vergunninghouder de hierna geformuleerde voorwaarden naleeft.

 

Beslist:

Eenparig goedgekeurd

 

Artikel 1:

De vergunninghouder is verplicht om gedurende 30 dagen de affiche uit te hangen, op het perceel waarop de beslissing van toepassing is, goed zichtbaar vanaf het openbaar domein. De start van het ophangen moet geschieden binnen een termijn van 10 dagen vanaf de dag van ontvangst van de beslissing. De vergunninghouder brengt de gemeente onmiddellijk op de hoogte van de startdatum van de aanplakking van de vergunning, met een foto van de affiche, waarop de datum van de foto-opname staat, per mail via ro@schelle.be. De sanctie bij niet-aanplakking is dat de beroepstermijn in hoofde van derden-belanghebbenden geen aanvang neemt, waardoor de vergunning onuitvoerbaar kan blijven.

Artikel 2:

De vergunninghouder is verplicht om de gemeente op de hoogte te brengen van de aanplakking van de bekendmaking van de omgevingsvergunning. De vergunningshouder dient dit bericht door te geven in uw dossier op www.omgevingsloket.be, per mail via ro@schelle.be, of per aangetekend schrijven op adres Fabiolalaan 55, 2627 Schelle.

Artikel 3:

De vergunning is uitvoerbaar binnen 35 dagen, te tellen vanaf de startdatum van de aanplakking, behalve indien de aanvrager binnen die 35 dagen op de hoogte werd gebracht van het instellen van een administratieve beroepsprocedure.

Artikel 4:

De vergunninghouder brengt het college van burgemeester en schepenen per beveiligde zending of mail op de hoogte van respectievelijk de start en het einde der werken, en dit ten laatste 8 dagen voor de respectievelijk start en einde van de werken, per mail via ro@schelle.be.

Artikel 5:

Met oog op volledigheid van de vergunning wordt opgelegd om ten minste 8 dagen voor de start van de werken de bouwlijn en hoogtepas te laten uitzetten door een beëdigd landmeter, en hiervan een door de landmeter opgemaakt verslag (inplantingsplan met aanduiding van de uitgezette bouwlijn en hoogtepas) aan de gemeentelijke dienst Omgeving via ro@schelle.be te bezorgen, zodanig dat dit bij het vergunningsdossier gevoegd kan worden.

Artikel 6:

Met oog op beperken van schade en netheid aan het openbaar domein ter hoogte van het perceel tijdens de uitvoering van de werken, wordt opgelegd dat de vergunninghouder de openbare weg rein moet houden in de nabijheid van de bouwwerken. Schade moet door de vergunninghouder hersteld worden, de gemeentelijke diensten voeren na het einde der werken de controle uit.

Artikel 7:

Met oog op beperken van schade en netheid aan het openbaar domein ter hoogte van het perceel tijdens de uitvoering van de werken, wordt opgelegd dat, indien het openbaar domein ter hoogte van uw eigendom niet in goede staat is, dit vóór de aanvang van de werken enkele foto’s te bezorgen aan de gemeentelijke dienst Omgeving via ro@schelle.be, met daarbij een beknopte beschrijving en enkele foto’s van de staat van het openbaar domein.

Artikel 8:

Met oog op recyclage en gecontroleerd omgaan met afval, moeten bij oplevering van de werf alle afbraak- en bouwmaterialen worden afgevoerd naar de daartoe bestemde stortplaatsen of recuperatie-eenheden. De voorwaarden uit het Besluit van de Vlaamse regering van 17.02.2012 (VLAREMA-besluit) en latere wijzigingen (Besluit van de Vlaamse Regering van 22.03.2019 tot wijziging van voornoemd besluit) dienen te worden nageleefd.

Artikel 9:

De vergunninghouder neemt akte van dat het vandaag wenselijk en noodzakelijk is om alle gebouwen te voorzien van een gescheiden rioleringsstelsel, een hemelwaterput van minstens 5 000 liter, een operationele hergebruikinstallatie voor functioneel hergebruik minstens voor toiletspoeling, een voldoende gedimensioneerde infiltratievoorziening. Ook is het vandaag wenselijk om alle gebouwen te voorzien van (extensieve) groendaken, al dan niet in combinatie met één of meerdere van de voornoemde methodes. Gescheiden rioolaansluiting dient conform de richtlijnen van Pidpa – HidroRio te zijn. Voor rioleringswerken kan de vergunninghouder een afzonderlijke aanvraag tot (her-)aansluiting en keuring worden ingediend bij Pidpa Riolering via www.pidpa.be/afvalwater/aansluiting/nieuwe-aansluiting, klant@pidpa.be, klantenservicenummer 0800 90 300.

Artikel 10:

De voorwaarden bij het brandpreventie-advies van de Brandweerzone Rivierenland, zoals bijgevoegd in bijlagen, strikt na te leven.

Artikel 11:

De voorwaarden bij het advies van Pidpa – HidroRio, zoals bijgevoegd in bijlagen, strikt na te leven.

Artikel 12:

De voorwaarden bij het advies van Agentschap Natuur en Bos, zoals bijgevoegd in bijlagen, strikt na te leven.

Artikel 13:

De voorwaarden bij het advies van Elia, zoals bijgevoegd in bijlagen, strikt na te leven.

Artikel 14:

Omheining drie dient te worden aangelegd als bredere aarden muur waarin planten ook effectief langs beide zijden kunnen wortelen om een groen uitzicht te garanderen.

Artikel 15:

Er dient een gewijzigd rooilijnplan worden ingediend bij de gemeentelijke diensten waarbij het pad rondom het batterijpark een breedte heeft van 1,75 m. aangelegd in halfverharding.

Artikel 16:

De stalen omheiningen mogen niet worden bekleed met plastieken doeken.

Artikel 17:

  1. Volgende rubrieken worden aangevraagd:

Rubriek

Omschrijving

Aangevraagd voor

12.2.2°

transformatoren met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA, namelijk 11 transformatoren met elk een individueel vermogen van 4.200 kVA (in skids), 1 transformator met een individueel vermogen van 1.100 kVA (hulpvoeding) en 1 transformator met een individueel vermogen van 38.000 kVA (hoogspanning) (Nieuw)

77050 kVA

15.4.2°b)

andere niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van motorvoertuigen en hun aanhangwagens: volledig of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan het industriegebied, vermeld in 1°, waarin: 10 en meer motorvoertuigen en hun aanhangwagens per dag worden gewassen (Nieuw)

20 motorvoertuigen en hun aanhangwagens/dag

16.3.2°b)

Koelinstallaties geïntegreerd in batterijmodules met een totaal geïnstalleerd drijfkracht van meer dan 200 kW, namelijk 864 kW (Nieuw)

864 kW

  1. De algemene en sectorale voorwaarden dienen nageleefd te worden alsook volgende bijzondere voorwaarden:

Artikel 18:

Keuze beplanting: Lonicera, Clematis, Hydrangea anomala 'Petiolaris' of klimhortensia.

Artikel 19:

Beheer: volgens ecologische richtlijnen BBT.

Artikel 20:

Beheerder: verantwoordelijkheid exploitant, contract voor te leggen 3 maanden na beëindiging van de werken batterijpark, in overleg met gemeentelijke groendienst.

Artikel 21:

Afvoer groenafval: door beheerder.

Artikel 22:

Afvoer afgegraven grond en hergebruik: attesten van grondverzet en bodemhergebruik voorleggen aan de dienst omgeving tijdens de fase afgraving en voor het einde van het afgraven.

Artikel 23:

Spoelwater van wasbeurten materiaal en materieel: af te voeren met citerne; verbod op lozing in oppervlaktewater.

Artikel 24:

Na bekomen van de omgevingsvergunning en na de inbedrijfneming van de installaties moet de exploitant binnen de 3 maanden een geluidstudie laten uitvoeren gebaseerd op gemeten of vastgestelde waarden.

Artikel 25:

Binnen de 3 maanden na de uitvoering van de studie moet de exploitant de studie voorleggen aan de vergunningverlenende overheid.

Artikel 26:

Het attest moet uiterlijk binnen de 12 maanden voorgelegd zijn aan het lokaal bestuur.

Disclaimer

Register der bekendmakingen

Deze webpagina vormt het openbare register van gemeentelijke reglementen en verordeningen, in overeenstemming met het besluit van de Vlaamse regering van 28 april 2023 betreffende de bekendmakingen en raadpleegbaarheid van besluiten en documenten van het lokale bestuur met betrekking tot de manier waarop ze moeten worden bijgehouden.

Wanneer een publicatie wordt uitgevoerd, zal er een expliciete "bundel" van het document worden opgeslagen. Op dat moment is het document inhoudelijk niet meer aanpasbaar door de gebruiker.

Deze "bundel" bestaat uit:

Al deze gegevens staan in een aparte publicatie omgeving die beveiligd en toegankelijk is voor een beperkt aantal personen.