Het college,

1. INHOUD VAN DE AANVRAAG

Stedenbouw / stedenbouwkundige handelingen

De aanvraag voor de omgevingsvergunning betreft het bouwen van een losstaande, demonteerbare constructie waar tegenaan prefab containers worden geplaatst als ondersteunde functie van de bedrijvigheid op het terrein, in het kader van een optimalisatie van de werking van het aanvragende bedrijf. De constructie wordt opgevat als een ‘tijdelijke’ constructie die op termijn demonteerbaar zou zijn.

De constructie kan volgens aanvraag opgedeeld worden in 3 verschillende delen, een eerste deel als opslagruimte (afgesloten ruimte), een tweede deel als overdekte, open werkplaats die dienst zal doen voor het bewaren van elementen van de werfketen (aircomachines, tafels, stoelen, ect.), alsook voor het uitvoeren van herstellingen aan de modules. Een derde deel wordt opgevat als kantoor die dmv. losse containers (modulaire werfketen) tegen de nieuwe constructie worden geplaatst. De modulaire werfketen, kantoorruimte, zal dienst doen als ‘showroom’.

Op het hoofdvolume van de constructie, met name de opslagplaats en werkplaats, wordt de dakoppervlakte volledig voorzien van zonnepanelen in plaats van een groendak.

Rondom de constructie wordt infrastructuur voorzien voor de opslag en het stapelen van containerunits, daarnaast werd ook een zone voorzien als wasplaats voor het onderhoud / reinigen van de containers die worden verhuurd. Aan de voorzijde van de constructie worden parkeerplaatsen voorzien, thv. de Brandekensweg.

2. BEOORDELING VAN DE AANVRAAG

Beoordeling stedenbouw: stedenbouwkundige handelingen

2.1. Afwijkingen op de voorschriften en/of op de goede ruimtelijke ordening

De aanvraag wijkt af op enkele stedenbouwkundige voorwaarden dewelke werden opgenomen bij de aktes van verkoop van de gronden. Zo wordt de groenbuffer deels aangetast voor parkeerplaatsen, (thv Oost-Zuid zijde van het terrein). Tijdens enkele voorbesprekingen werd nagedacht omtrent mogelijkse compensaties dewelke de inplanting en functioneren alsnog ten goede kunnen komen voor de bedrijfsvoering. Het verlies aan ruimtelijke kwaliteit kon grotendeels worden gecompenseerd door volgende milderende maatregelen, waardoor de nadelen van het niet  vervolmaken van de groenbuffer ruimschoots konden worden gecompenseerd door alternatieve maatregelen dewelke niet werden opgenomen in de stedenbouwkundige voorwaarden;

Deze bijkomende voorwaarden betroffen;

  1. De aanleg van een groene gordel rond het terrein met aandacht voor biodiversiteit en de aanplanting van bomen (op max 10m onderlinge afstand) en struiken.

       De plannen maken gewag van een eenvoudige aanplant thv de bufferzone. Om effectief te kunnen voldoen aan de gewenste biodiversiteit en om voldoende capaciteit te genereren ikv evapotranspiratie door bomen (ifv waterhebeersing)wordt uitgegaan dat het opgetekende bomenaantal (30 stuks) minimaal worden aangelegd. De stamdiameter is niet opgegeven doch wordt in voornoemd voorstel vastgelegd op 15cm. Om de biodiversiteit effectief te verbeteren wordt bijkomend eenzlfde aantal bomen opgelegd aan te planten met een minimale stamdiameter van 10cm.

  1. De groenstrook langs de Brandekensweg –openbaar domein  -maar met onderhoud voor eigenaar/gebruik –eveneens te voorzien van bomen en met een opwaardering van de bestaande groenstrook (cfr verkaveling Igean KMO Brandekensweg/Molenberglei)

De bomenrij gelegen in de Molenberglei  (met om de 20m 1 hoogstammige boom wordt doorgetrokken in de Brandekensweg.

       De aanplant van de bomen in de Brandekensweg is niet opgenomen op de tekeningen. Deze maken echter inherent onderdeel uit van de vergunning. Dit betreffen minimaal 3 bijkomende bomen. Soort is dezelfde als de reeds aanwezige bomen in de Molenberglei. De minimale stamdiameter bij aanplant dient 20cm te zijn.

  1. Oppervlaktewater dient maximaal op het eigen terrein te worden gebufferd. Minimaal is vereist om op het eigen terrein in de groenstrook langs de zijde van de Brandekensweg een voldoende gedimensioneerde gracht aan te leggen.

       De aanvraag voorziet in een 0-balans voor afvoer. Ook de voorwaarden van Pidpa resulteren in eenzelfde normering. Binnen de aanvraag wordt de gracht aangelegd en benoemd doch niet verder gespecifieerd en ontworpen (snede op terreinprofiel maakt geen gewag van diepte, breedte en en/of bijkomende aanplant. Ook worden de uitlopen van de rioleringen niet opgenomen. Doel van de gracht is effectieve buffer. De gracht maakt inherent onderdeel uit van de voorwaarden. Zonder bijkomende ontwerpspecificaties wordt aangegeven dat deze gracht minimaal een diepte aanhoudt van 1 m, (onder onderste punt RWA-uitloop) en dat deze minstens 2 m breedte heeft, en dit over de ganse lengte van de gracht zoals aangegeven op het inplantingsplan.

  1. Overspanningen voor fietsstallingen en auto’s dienen vergroend te worden aangelegd (vb. met platanen)

       Binnen de aanvraag worden tussen de parkeerplaatsen enkele bomen voorzien. Voor de fietsparking wordt geen constructie voorzien.

       Om het fietsgebruik enigszins aan te moedigen worden voor de fietsenstalplaatsen afsluitbare overdekkingen opgelegd. Deze kunnen ofwel in transparante/translucente materialen ofwel worden deze voorzien van groendaken.

  1. De verharding van het terrein dient tot functionele noodzaak te worden beperkt en tevens te worden verantwoord.  De resterende ruimten (met ook o.a. de parkeerplaatsen,….) en zones dienen in waterdoorlatende  verharding te worden aangelegd.

       De aanvraag voorziet in de vooropgestelde afspraken.

  1. Er dient minimaal 1 zonnepaneel per 3m² vrije dakoppervlakte aangelegd. (concreet voor dit geval impliceert dit de plaatsing van +/-400 panelen). En dat 1/3 parkeerplaatsen moet worden voorzien van laadpunten met een voldoende sterkte (11kWh). De voorzieningen voor deze laadpunten moeten geïntegreerd worden in het geheel.

       Zonnepanelen; in de aanvraag wordt het hoofdgebouw volledig voorzien van zonnepanelen. Er wordt geen gewag gemaakt van de totale hoeveelheidpanelen dewelke worden geplaatst. De bijgebouwen; kantoren, en dakoppervlakte van het magazijn (369m²) werden niet opgenomen doch zouden cfr. de voorbesprekingen mee opgenomen moeten worden.

       Er worden 2 laadpunten voorzien met de mogelijkheid bijkomende laadpunten te voorzien door reeds de nodige bekabelingen aan te leggen. Dit impliceert slechts dat ¼ pp worden voorzien van laadpunten eerder dan 1/3pp. Gezien de Vlaamse verordening om reeds tegen 2026 alle bedrijfsvoertuigen te voorzien zonder uitstoot van broeikasgassen, is het aanhouden van minimaal 1/3 pp te voorzien met een oplaadpunt te verantwoorden.

2.2. Beoordeling van de adviezen

Externe adviezen

Het advies van de Provinciale en Intercommunale Drinkwatermaatschappij  provincie Antwerpen (PIDPA) is voorwaardelijk gunstig. Het advies wordt onderbouwd met specifieke regelgeving, waardoor dit advies dus  onder de toepassing van VCRO art.4.3.3. “direct werkende normen” valt. Het cbs moet dit advies dus verplicht volgen; de voorwaarden moeten dus bij de vergunning opgelegd worden.

Het advies van Hulpverleningszone Rivierenland Preventiedienst is gunstig. Het advies wordt onderbouwd met specifieke regelgeving, waardoor dit advies dus onder de toepassing van VCRO art.4.3.3. “direct werkende normen” valt. Het cbs moet dit advies dus verplicht volgen.

2.3. Functionele inpasbaarheid

Bv. Voorliggende aanvraag betreft het bouwen van een losstaande, demonteerbare constructie waar tegenaan prefab containers worden geplaatst als ondersteunde functie van de bedrijvigheid op het terrein,op een perceel in de gewestplanbestemming  industriële of ambachtelijke bedrijven. De gevraagde functie betreft bedrijvigheid. De bestaande directe omgeving wordt gekenmerkt door een uniforme invulling van middelgrote bedrijvigheid, met wisselende volumes en hoogten, waarbij de grote meerderheid 2 bouwlagen hoogte betreft met volumes die grotendeels overeenkomen met het volume uit de gevraagde inrichting. Daarom is de voorgestelde functie in principe inpasbaar in de directe omgeving.

2.4.Mobiliteitsimpact

De aanvraag voorziet in een beperkt aantal parkeerplaatsen voor de werknemers van het bedrijf, die weinig mobiliteitsimpact zullen hebben op de omgeving. De activiteit, het verhuren van containers zal op beperkte momenten zorgen voor een verplaatsing hiervan met groot transport, maar ook dit zal een beperkte impact op de mobiliteit aangezien de frequentie hiervan eerder beperkt is te noemen.  Er is een totaal van 15 parkeerplaatsen voorzien. De autoparkeerplaatsen worden maximaal gegroepeerd voorzien. Ze worden uitgevoerd in een waterdoorlatend materiaal, meer bepaald grasdallen. Tussen de parkeerplaatsen wordt er  voorzien in een voldoende oppervlakte groen. Er wordt eveneens voorzien in een parkeerplaats voor mensen met een handicap conform de vigerende regelgeving, en er kunnen 15 fietsen gestald worden wat een positieve impact op duurzaamheid en mobiliteit heeft. Daarom is de voorgestelde impact op de mobiliteit in de omgeving dus aanvaardbaar.

2.5. Schaal

De aanvraag voorziet in een aanzienlijk verhogen ten opzichte van de het bestaande context, maar niet dermate dat het te bouwen volume afwijkt van de volumes uit de omgeving. Er is een behoorlijke afstand en groenvoorziening tussen het perceel uit de aanvraag en de lintbebouwing aan Koekoeksstraat, waardoor de impact van het volume eveneens aanvaardbaar blijft.  Daarom is het voorgestelde gabarit / volume ten aanzien van de omgeving dus aanvaardbaar.

2.6.Ruimtegebruik en bouwdichtheid

De aanvraag voorziet in een volume in de hoek van het perceel met een groene buffer errond van rond de 9 m. Er wordt voorzien in een aanzienlijk aandeel verharding voor het plaatsen van de containers en de circulatie die benodigd is voor het plaatsen en halen van de containers, doch niet meer dan in de omgeving gebruikelijk is voor een gelijkaardige bedrijvigheid.  Daarom zijn de voorgestelde constructies / verhardingen / ruimte-inname ten aanzien van de omgeving het perceel dus aanvaardbaar.

2.7.Visueel-vormelijke aspecten

De aanvraag voorziet in een groter industrieel volume dat in een herkenbare en sobere vormentaal opgericht wordt. Daarnaast worden er kantoren voorzien die qua uiterlijk overeenkomstig zijn met de containervolumes die op de rest van het perceel ingeplant worden, en daardoor ook een sobere inrichting voorzien. Het voor de omgeving typerende uitzicht komt overeen met de naastgelegen industriële gebouwen, en is het voorgestelde materiaalgebruik / vormgeving / esthetiek ten aanzien van de omgeving is dus aanvaardbaar.

2.8.Cultuurhistorische aspecten

Niet van toepassing. De aanvraag omvat geen cultuurhistorische of erfgoed gerelateerde elementen.

2.9.Bodemreliëf / Milieu

Niet van toepassing. De aanvraag voorziet geen reliëfwijzigingen.

2.10.Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen

De aanvraag voorziet geen onredelijk storende hinder en ook weinig impact op gezondheid / gebruiksgenot / veiligheid op het eigen perceel en ook niet naar omwonenden. Er wordt evenwel wel voorzien in een groene buffer omheen het perceel om de beperkte visuele en andere hinder te beperken. Er wordt eveneens voorzien in een gracht omheen het perceel om het overtollige regenwater op te vangen, te bufferen en ter plaatse te laten infiltreren. Deze dient een afdoende volume te hebben en dit wordt dan ook in de voorwaarde bij deze vergunning opgelegd. Om dezelfde reden wordt ook opgelegd zoveel mogelijk waterdoorlatende verharding te gebruiken, voor de parkeerplaatsen wordt dit opgelegd als voorwaarde.

Daarom zijn de voorgestelde werken ten aanzien van de omgeving dus aanvaardbaar.

Beoordeling milieu: exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Juridisch kader

Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning (Omgevingsvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten.

Besluit van 27 november 2015 van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning (Omgevingsvergunningsbesluit), zoals gewijzigd bij latere besluiten.

Titel 5 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (DABM) en de bijhorende uitvoeringsbesluiten.

Besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II), zoals gewijzigd bij latere besluiten.

Decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu (Natuurdecreet) en de bijhorende uitvoeringsbesluiten.

Decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, het besluit van de Vlaamse Regering d.d. 15 juni 2018 houdende de coördinatie van de waterregelgeving en de bijhorende uitvoeringsbesluiten.

Besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstantie en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets.

Waterwetboek van 1 januari 2019 (en latere wijzigingen) houdende gecodificeerde decreten betreffende het integraal waterbeleid.

De Blue Deal van 28 juli 2020 houdende plan van de Vlaamse Regering om de strijd tegen droogte en waterschaarste structureel aan te pakken.

Vergunningsaanvraag

Deze omgevingsvergunningsaanvraag heeft betrekking op enerzijds vergunningsplichtige stedenbouwkundige handelingen en anderzijds de exploitatie van een nieuwe klasse 3 inrichting gelegen aan de Brandekensweg 48 te Schelle (afdeling 1, sectie C, perceelnr. 294X),

omvattende:

-  3.4.1°a): het lozen van bedrijfsafvalwater afkomstig van het wassen van de modulaire containers met een debiet van 0,67 m³/uur , 2 m³/dag en 450 m³/jaar

-  15.1.1°: het stallen van 7 bedrijfsvoertuigen, waarvan 4 bedrijfsvoertuigen en 3 laad- en lostoestellen

-  15.4.1°: een wasplaats voor het wassen van 4 modules per dag

-  16.3.2°a): compressoren en koelinstallaties met een totaal vermogen van 48 kW, waarvan een compressor van 33 kW en een warmtepomp van 15 kW

-  17.1.2.1.1°: de opslag van 530 l (20 x 26,5 l) propaan

-  17.3.2.1.1.1°b): de opslag van 2,125 ton mazout in een bovengrondse dubbelwandige tank van 2.500 l

-  17.4.: de opslag van 845 l producten in kleine verpakkingen van max. 30 l/kg, waarvan: 15 x 25 l verf, 2 x 25 l thinner en 420 l diverse onderhoudsproducten

Beschrijving van de inrichting & aanvraag

Deze inrichting omvat de verhuur van modulaire units en containers. Loxam nv staat in voor advies, het ontwerp, het transport en de montage van een modulair gebouw, en de volledige coördinatie van de werken. Voorbeelden hiervan zijn werfketen, tijdelijke klaslokalen etc en enkele zeecontainers.

Deze aanvraag handelt over de melding van een nieuwe inrichting voor opslag, aanpassing, renovatie en herstelling van modulaire containers.

Bemerkingen m.b.t. de in de aanvraag opgenomen rubrieken

Rubriek 3.4 en 15.4.1

De aanvraag bevat een wasplaats voor het wassen van gemiddeld 4 modules per dag onder rubriek 15.4. Deze rubriek is echter bedoeld voor niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van motorvoertuigen en hun aanhangwagens. Hier gaat het louter over het afspuiten met hoge druk van de modulaire containers. Dit zijn geen voertuigen en ze zijn ook niet mobiel als aanhangwagen.

Het wassen van de modulaire units en containers ressorteert derhalve niet onder rubriek 15.4.

Deze rubriek dient niet opgenomen te worden in het besluit.

Het plaatsen van een kws-afscheider en een coalescentiefilter is derhalve ook niet nodig.

Effecten op de omgeving

De inrichting is volgens het gewestplan gelegen in kmo-zone.

Mobiliteit

De verkeersbewegingen betreffen personenverkeer van de bestuurder en 18 werknemers en transport. Het transport betreft de aanvoer en het aanleveren van onderdelen en hulpstoffen met vrachtwagens en lichte vracht. Het aantal voertuigbewegingen hiervoor is gemiddeld 2 per dag en 6 per week voor de aan- en afvoer van modulaire containers met vrachtwagens. De inrichting zelf heeft geen vrachtwagens.

De inrichting is gelegen op het industrieterrein en is gelegen langs de N177 en de A12. De transporten gebeuren dan ook via deze wegen.

Bodem

De opslag van gevaarlijke producten gebeurt in een bovengrondse dubbelwandige houder voorzien van X. Kleine producten dienen boven lekbakken of in een geschikte milieukast met inkuiping te worden geplaatst. Er is absorptiemateriaal aanwezig voor calamiteiten.

Water

Afvalwater

Volgens het zoneringsplan is de inrichting gelegen in centraal gebied. D.w.z. dat er riolering aanwezig is waarop aangesloten dient te worden. Er is een gescheiden riolering waarbij het afvalwater dient aangesloten te worden op de DWA-leiding en het hemelwater op de RWA-leiding of bovengrondse regenwaterafvoer.

Er is een lozing van bedrijfsafvalwater: waswater van de units met lozing via kws en coalescentiefilter in de gracht. Dit is niet toegestaan. Aangezien er riolering aanwezig is moet men hierop aansluiten.

Er is lozing van (niet ingedeeld) huishoudelijk afvalwater afkomstig van de sanitaire installaties in het gebouw. Het al dan niet plaatsen van een voorbehandeling (septische put) bepaalt de rioolbeheerder.

Hemelwater

De inrichting is volgens de watertoetskaarten niet gelegen in overstromingsgevoelig gebied.

Volgens het integraal waterbeleid en art. 4.2.1.3§5 (ingedeelde inrichtingen) of artikel 6.2.2.1.2§4 (niet-ingedeelde inrichtingen) van Vlarem II moet voor de afvoer van hemelwater de voorkeur gegeven worden aan de afvoerwijzen zoals hierna in afnemende graad van prioriteit vermeld:

1.  opvang voor hergebruik

2. infiltratie op eigen terrein

3.  buffering met vertraagd lozen in een oppervlaktewater of een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater

4.  lozing in de regenwaterafvoerleiding (RWA) in de straat en dit in tweede instantie

5. slechts wanneer de best beschikbare technieken geen van voornoemde afvoerwijzen toelaten, mag

 het hemelwater geloosd worden in de openbare riolering.

Door de steeds groter wordende droogteproblematiek en het ondertekenen van de burgemeestersconvenant 2030 door de gemeente is binnen het vergunningenbeleid nadruk op circulair watergebruik van alternatieve waterbronnen aangewezen.

Ook in de Blue deal, hét plan van de Vlaamse Overheid in de strijd tegen droogte en waterschaarste enerzijds en wateroverlast anderzijds, staan volgende pijlers centraal:.

1.  openbare besturen geven het goede voorbeeld en zorgen voor gepaste regelgeving

2.  circulair watergebruik als regel

3.  landbouw en natuur als deel van de oplossing

4.  particulieren sensibiliseren en stimuleren om te ontharden

5.  verhogen van de bevoorradingszekerheid

6.  samen investeren in innovatie om ons watersysteem slimmer, robuuster en duurzamer te

 maken

Het volume van de hemelwaterput dient in verhouding te zijn met het potentiële hergebruik.

De aanwezigheid van een hemelwaterbuffering of hergebruik van hemelwater is niet bekend.

Volgens de hemelwaterlijst gevoegd bij het bouwluik in het kader van de ‘verordening hemelwater’ wordt er een hemelwaterbuffer van 25.000 l voorzien.

Volgens de watertoetsnota zal dit regenwater gebruikt worden voor het spoelen van de toiletten en het reinigen van de containers met resp. 240 l/dag en 2.000 l/dag.

Rekening houdende met een dakoppervlakte van 1.276 m2 en een waterbehoefte aan 2.240 l/dag (= 584,4 m2/jaar) is er met een hemelwateropslag van 38 m3 tot 76 m3 nodig, rekening houdende met een leegstandspercentage van resp. 5 % tot 1 % binnen het huidig klimaat. Rekening houdende met de klimaatveranderingen en de te verwachten droogtecondities bedraagt het gewenst volume van de hemelwaterbuffering 45 m3 tot 94 m3 voor een klimaatscenario voor 2050.

Opgemerkt dient te worden dat er voor laagwaardige toepassingen maximaal ingezet moet worden op recuperatiewater door in voldoende hemelwaterbuffering, maar ook in voldoende aftappunten te voorzien. Bijvoorbeeld voor het reinigen van gebouwen, toiletspoelingen, beregening groenvoorziening, etc. is hemelwater inzetbaar.

Preventief in functie van waterschaarste en/of wateroverlast is een verduurzaming van de waterhuishouding nodig om de inrichting klimaatbestendig te maken.

Een hemelwaterput wordt gedimensioneerd op basis van het gebruiksdebiet, het dakoppervlak en het gemiddelde percentage leegstand van de hemelwaterput. Voor een optimale afstelling van het bergingsvolume en het gebruiksdebiet i.f.v. de aangesloten dakoppervlakte, dient er in het bijzonder over gewaakt te worden dat er maximaal 5% leegstand is van de hemelwaterbuffering en dus 95% van de waterbehoefte kan ingevuld worden met regenwater.

Voor de berekening verwijzen we naar de nieuwe generatie ‘slimme berekeningstoepassingen’ of de ‘dimensioneringsgrafiek hemelwater’ van de VMM.

Geluid

Er wordt enkel gewerkt op weekdagen tussen 7.00 u en 19.00 u. tijdens het weekend: geen laad- en losactiviteiten. Alle machines staan opgesteld in de bedrijfsgebouwen. Men zorgt er ook voor dat de poorten zoveel mogelijk gesloten zijn. Het geluid van de inrichting is ondergeschikt aan het omgevingsgeluid van het verkeer op de drukke A12 en de N177.

Biodiversiteit

De inrichting is gelegen op ca. 2,8 km van habitatrichtlijngebied ‘Schelde- en Durmevstuarium van de Nederlandse grens tot Gent’, op ca. 3,7 km van vogelrichtlijngebied ‘Durme en de middenloop van de Schelde’ en/of op ca. 1,5 km van VEN/IVON-gebied ‘De Kleiputten van Niel-Terhaegen’ en 1,8 km van ‘Het Kleidaal’.

De afstand van de inrichting tot een speciale beschermingszone (habitatrichtlijngebied of vogelrichtlijngebied) en andere bijzondere gebieden (VEN/IVON) is groter dan 750 meter.

Aangezien alle activiteiten binnen gebeuren, er geen ruimtebeslag is t.o.v. de speciale beschermingszones (SBZ), er geen of beperkte emissies zijn én er geen bronbemaling en/of grondwaterwinning worden aangevraagd, worden er geen significante effecten verwacht op de SBZ.

Afvalstoffen

Er worden containers geplaatst voor de tijdelijke opslag van afvalstoffen in het kader van de werkzaamheden van onder meer schroot, verfblikken, hout en plastiek en papier/karton. Hiervoor is een regelmatige afvoer voorzien door erkend ophaler naar een vergund verwerker.

Advies

Op basis van alle gegevens opgenomen of verkregen in het kader van de omgevingsvergunnings-

aanvraag, geven wij gunstig advies, en kan de vergunning worden verleend voor de exploitatie van de inrichting gelegen aan de Brandekensweg 48 te Schelle (afdeling 1, sectie C, perceelnr. 294X), omvattende:

-  3.4.1°a): het lozen van bedrijfsafvalwater afkomstig van het wassen van de modulaire containers met een debiet van 0,67 m³/uur , 2 m³/dag en 450 m³/jaar

-  15.1.1°: het stallen van 7 bedrijfsvoertuigen, waarvan 4 bedrijfsvoertuigen en 3 laad- en lostoestellen zijnde camionettes en heftrucks

-  16.3.2°a): compressoren en koelinstallaties met een totaal vermogen van 48 kW, waarvan een compressor van 33 kW en een warmtepomp van 15 kW

-  17.1.2.1.1°: de opslag van 530 l (20 x 26,5 l) propaan

-  17.3.2.1.1.1°b): de opslag van 2,125 ton mazout in een bovengrondse dubbelwandige tank van 2.500 l

-  17.4.: de opslag van 845 l producten in kleine verpakkingen van max. 30 l/kg, waarvan: 15 x 25 l verf, 2 x 25 l thinner en 420 l diverse onderhoudsproducten

a. voor onbepaalde duur,

 

b. mits naleving van de volgende algemene, sectorale en bijzondere milieuvoorwaarden:

A. Algemeen

Omschrijving

Deel

Artikels

Algemene voorschriften

Hfst. 4.1

Art. 4.1.0.1 – Art. 4.1.13.5

Oppervlaktewater

Hfst. 4.2 - Afd. 4.2.1 t/m 4.2.8

Art. 4.2.1.1 - Art. 4.2.8.3.1

Bodem en grondwater

Hfst. 4.3 - Afd. 4.3.1 t/m 4.3.3

Art. 4.3.1.1 - Art. 4.3.3.1

Lucht

Hfst. 4.4 - Afd. 4.4.1 t/m 4.4.8

Art. 4.4.1.1 - Art. 4.4.8.4

Geluid

Hfst. 4.5 - Afd. 4.5.1 t/m 4.5.7

Art. 4.5.1.1 - Art. 4.5.7.1.5

Licht

Hfst. 4.6

Art. 4.6.0.1 - Art. 4.6.0.5

Asbest

Hfst. 4.7

Art. 4.7.0.1 - Art. 4.7.0.3

Energieplanning en energieaudits

Hfst. 4.9

Art. 4.9.1.1 - Art. 4.9.3.4

BKG-emissies

Afd.. 4.10.1

Art. 4.10.1.1 - Art. 4.10.1.7

 

B. Sectoraal

Omschrijving

Rubriek

Deel

Artikels

Lozing van bedrijfsafvalwaters

3.4, 3.5, 3.6.3, 3.6.5, 3.6.6, 3.6.7, 3.7

Afd. 5.3.2

Art. 5.3.2.1 - Art. 5.3.2.4

Garages, parkeerplaatsen en herstellingswerkplaatsen voor motorvoertuigen

15.1 – 15.5 en 15.6

Hfst. 5.15

Art. 5.15.0.1 - Art. 5.15.0.11

Gassen – Gemeenschappelijke bepalingen

16

Afd. 5.16.1

Art. 5.16.1.1 - Art. 5.16.1.9

Luchtcompressoren

16.3.2

Afd. 5.16.3

Art. 5.16.3.2

Koelinstallaties

16.3.1

16.3.2

Afd. 5.16.3

Art. 5.16.3.3

Gevaarlijke producten - Gemeenschappelijke bepalingen

17

Afd. 5.17.1

Art. 5.17.1.1 - Art. 5.17.1.21

Opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen

Algemene bepalingen

17.1.2

Subafd. 5.17.3.1

Art. 5.17.3.1.1 – Art. 5.17.3.1.9

Opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten

17.1.2.1

Subafd. 5.17.3.2

Art. 5.17.3.2.1 - Art. 5.17.3.2.11

Gevaarlijke vaste stoffen en vloeistoffen

Algemene bepalingen

17.3, 17.4

Afd. 5.17.4

 

Art. 5.17.4.1.1 – Art. 5.17.4.1.20

Opslag van gevaarlijke vloeistoffen in bovengrondse houders

17.3 en 17.4

Subafd. 5.17.4.3

Art. 5.17.4.3.1 - Art. 5.17.4.3.21

 

Op basis van het decreet betreffende de omgevingsvergunning en latere wijzigingen, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en latere wijzigingen en het verslag d.d. 14.06.2022 van de gemeentelijke omgevingsambtenaren, dat in het kader van deze beslissing wordt bijgetreden en eigengemaakt, wordt de gevraagde omgevingsvergunning voor bouwen van een industriegebouw en verharding op een eigendom gelegen Brandekensweg 48 en 50, kadastraal gekend (afd. 1) sectie C 294 X,  onder voorwaarden verleend  aan Bill Olivier namens  NV LOXAM gevestigd te Vilvoordsesteenweg 152 te 1120 Brussel, mits de vergunninghouder de hierna geformuleerde voorwaarden naleeft.

 

Beslist:

Eenparig goedgekeurd

 

Artikel 1:

De aanleg van een groene gordel rond het terrein dient te worden uitgevoerd met voldoende aandacht voor biodiversiteit en de aanplanting van bomen (op max 10m onderlinge afstand) en struiken. Om effectief te kunnen voldoen aan de gewenste biodiversiteit en om voldoende capaciteit te genereren ikv evapotranspiratie door bomen (ifv waterhebeersing) worden de opgetekende bomen (30 stuks) minimaal voorzien van een stamdiameter van 15cm. Bijkomend worden nog eens 30 bomen voorzien met een minimale stamdiameter van 10cm. De bomen en struiken zijn inheems. De bomenlijst wordt bijgevoegd in bijlage. Een aanplantinsplan van de bomen wordt voor de start der werken ter goedkeuring overgemaakt aan de stedenbouwkundige diensten.

Artikel 2:

De groenstrook langs de Brandekensweg –openbaar domein  -wordt onderhouden door de eigenaar/gebruiker

Artikel 3:

De bomenrij gelegen in de Molenberglei (met om de 20m 1 hoogstammige boom wordt op publiek domein doorgetrokken in de Brandekensweg (minimaal 3 stuks). De bomen zijn van dezelfde soort als deze van de Molenberglei en hebben een minimale stamdiameter van 20 cm. Een aanplantinsplan van de bomen wordt voor de start der werken ter goedkeuring overgemaakt aan de stedenbouwkundige diensten.

Artikel 4:

Oppervlaktewater dient volledig op het eigen terrein te worden gebufferd (O-balans). Minimaal is vereist om op het eigen terrein in de groenstrook langs de zijde van de Brandekensweg een voldoende gedimensioneerde gracht aan te leggen. De voorwaarden van Pidpa dienen hierin minimaal te worden gevolgd.

Artikel 5:

Het ontwerp van de gracht maakt inherent onderdeel uit van de voorwaarden. Deze wordt minimaal geconcipieerd met een diepte van 1 m (onder onderste punt RWA-uitloop) en een breedte van minimaal 2 m., en dit over de ganse lengte van de gracht zoals aangegeven op het inplantingsplan.

Artikel 6:

Om het fietsgebruik te promoten (voor woon-)werkverkeer) worden afsluitbare en overdekte fietsenbergingen opgelegd dewelke ofwel als transparante volumes ofwel met groendak worden voorzien. Voorstel van fietsbergingen worden voor de start der werken ter goedkeuring overgemaakt aan de gemeentelijke diensten.

Artikel 7:

Een minimum aan energie dient ter plekke met zonnepanelen te worden opgewekt. Gezien geen gebruik wordt gemaakt van een groendak dient het volledige dak te worden ingezet voor groene energie. Er wordt als voorwaarde opgelegd dat per 3 m² vrije dakoppervlakte (totaal gebouw) minimaal 1 zonnepaneel (min. capaciteit >285Wp) wordt geplaatst (concreet voor dit geval impliceert dit de plaatsing van +/-400 panelen). Een legplan (uitvoeringsplan) voor plaatsing zonnepanelen, met aanduiding van juiste aantal, wordt voor de start der werken ter goedkeuring overgemaakt aan de stedenbouwkundige diensten.

Artikel 8:

1/3 parkeerplaatsen moet minimaal worden voorzien van laadpunten met een voldoende sterkte (11kWh).

Artikel 9:

De vergunninghouder is verplicht om gedurende 30 dagen de affiche uit te hangen, op het perceel waarop de beslissing van toepassing is, goed zichtbaar vanaf het openbaar domein. De start van het ophangen moet geschieden binnen een termijn van 10 dagen vanaf de dag van ontvangst van de beslissing. De vergunninghouder brengt de gemeente onmiddellijk op de hoogte van de startdatum van de aanplakking van de vergunning, met een foto van de affiche, waarop de datum van de foto-opname staat, per mail via ro@schelle.be. De sanctie bij niet-aanplakking is dat de beroepstermijn in hoofde van derden-belanghebbenden geen aanvang neemt, waardoor de vergunning onuitvoerbaar kan blijven.

Artikel 10:

De vergunninghouder is verplicht om de gemeente op de hoogte te brengen van de aanplakking van de bekendmaking van de omgevingsvergunning. De vergunningshouder dient dit bericht door te geven in uw dossier op www.omgevingsloket.be, per mail via ro@schelle.be, of per aangetekend schrijven op adres Fabiolalaan 55, 2627 Schelle.

Artikel 11:

De vergunning is uitvoerbaar binnen 35 dagen, te tellen vanaf de startdatum van de aanplakking, behalve indien de aanvrager binnen die 35 dagen op de hoogte werd gebracht van het instellen van een administratieve beroepsprocedure.

Artikel 12:

De vergunninghouder brengt het college van burgemeester en schepenen per beveiligde zending of mail op de hoogte van respectievelijk de start en het einde der werken, en dit ten laatste 8 dagen voor de respectievelijk start en einde van de werken, per mail via ro@schelle.be.

Artikel 13:

Met oog op volledigheid van de vergunning wordt opgelegd om ten minste 8 dagen voor de start van de werken de bouwlijn en hoogtepas te laten uitzetten door een beëdigd landmeter, en hiervan een door de landmeter opgemaakt verslag (inplantingsplan met aanduiding van de uitgezette bouwlijn en hoogtepas) aan de gemeentelijke dienst Omgeving via ro@schelle.be te bezorgen, zodanig dat dit bij het vergunningsdossier gevoegd kan worden.

Artikel 14:

Met oog op beperken van schade en netheid aan het openbaar domein ter hoogte van het perceel tijdens de uitvoering van de werken, wordt opgelegd dat de vergunninghouder de openbare weg rein moet houden in de nabijheid van de bouwwerken. Schade moet door de vergunninghouder hersteld worden, de gemeentelijke diensten voeren na het einde der werken de controle uit.

Artikel 15:

Met oog op beperken van schade en netheid aan het openbaar domein ter hoogte van het perceel tijdens de uitvoering van de werken, wordt opgelegd dat, indien het openbaar domein ter hoogte van uw eigendom niet in goede staat is, dit vóór de aanvang van de werken enkele foto’s te bezorgen aan de gemeentelijke dienst Omgeving via ro@schelle.be, met daarbij een beknopte beschrijving en enkele foto’s van de staat van het openbaar domein.

Artikel 16:

Met oog op recyclage en gecontroleerd omgaan met afval, moeten bij oplevering van de werf alle afbraak- en bouwmaterialen worden afgevoerd naar de daartoe bestemde stortplaatsen of recuperatie-eenheden. De voorwaarden uit het Besluit van de Vlaamse regering van 17/02/2012 (VLAREMA-besluit) en latere wijzigingen (Besluit van de Vlaamse Regering van 22/03/2019 tot wijziging van voornoemd besluit) dienen te worden nageleefd.

Artikel 17:

De voorwaarden bij het brandpreventie-advies van de Brandweerzone Rivierenland, zoals bijgevoegd in bijlagen, strikt na te leven.

Artikel 18:

De voorwaarden bij het advies van Pidpa – HidroRio, zoals bijgevoegd in bijlagen, strikt na te leven.

Artikel 19:

Er wordt als voorwaarde opgelegd dat de voorziene parkeerplaatsen worden ingericht met waterdoorlatende materialen.

Artikel 20:

Milieugerelateerde vergunningsvoorwaarden

1. Volgende algemene en sectorale voorwaarden dienen nageleefd te worden:

A. Algemeen

 

Omschrijving

Deel

Artikels

Algemene voorschriften

Hfst. 4.1

Art. 4.1.0.1 – Art. 4.1.13.5

Oppervlaktewater

Hfst. 4.2 - Afd. 4.2.1 t/m 4.2.8

Art. 4.2.1.1 - Art. 4.2.8.3.1

Bodem en grondwater

Hfst. 4.3 - Afd. 4.3.1 t/m 4.3.3

Art. 4.3.1.1 - Art. 4.3.3.1

Lucht

Hfst. 4.4 - Afd. 4.4.1 t/m 4.4.8

Art. 4.4.1.1 - Art. 4.4.8.4

Geluid

Hfst. 4.5 - Afd. 4.5.1 t/m 4.5.7

Art. 4.5.1.1 - Art. 4.5.7.1.5

Licht

Hfst. 4.6

Art. 4.6.0.1 - Art. 4.6.0.5

Asbest

Hfst. 4.7

Art. 4.7.0.1 - Art. 4.7.0.3

Energieplanning en energieaudits

Hfst. 4.9

Art. 4.9.1.1 - Art. 4.9.3.4

BKG-emissies

Afd.. 4.10.1

Art. 4.10.1.1 - Art. 4.10.1.7

 

B. Sectoraal

 

Omschrijving

Rubriek

Deel

Artikels

Lozing van bedrijfsafvalwaters

3.4, 3.5, 3.6.3, 3.6.5, 3.6.6, 3.6.7, 3.7

Afd. 5.3.2

Art. 5.3.2.1 - Art. 5.3.2.4

Garages, parkeerplaatsen en herstellingswerkplaatsen voor motorvoertuigen

15.1 – 15.5 en 15.6

Hfst. 5.15

Art. 5.15.0.1 - Art. 5.15.0.11

Gassen – Gemeenschappelijke bepalingen

16

Afd. 5.16.1

Art. 5.16.1.1 - Art. 5.16.1.9

Luchtcompressoren

16.3.2

Afd. 5.16.3

Art. 5.16.3.2

Koelinstallaties

16.3.1

16.3.2

Afd. 5.16.3

Art. 5.16.3.3

Gevaarlijke producten - Gemeenschappelijke bepalingen

17

Afd. 5.17.1

Art. 5.17.1.1 - Art. 5.17.1.21

Opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen

Algemene bepalingen

17.1.2

Subafd. 5.17.3.1

Art. 5.17.3.1.1 – Art. 5.17.3.1.9

Opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten

17.1.2.1

Subafd. 5.17.3.2

Art. 5.17.3.2.1 - Art. 5.17.3.2.11

Gevaarlijke vaste stoffen en vloeistoffen

Algemene bepalingen

17.3, 17.4

Afd. 5.17.4

 

Art. 5.17.4.1.1 – Art. 5.17.4.1.20

Opslag van gevaarlijke vloeistoffen in bovengrondse houders

17.3 en 17.4

Subafd. 5.17.4.3

Art. 5.17.4.3.1 - Art. 5.17.4.3.21

  1. Volgende bijzondere milieuvoorwaarden dienen nageleefd worden:

- circulair watergebruik

 Overeenkomstig artikel 4.2.1.3§5 (ingedeelde inrichtingen) of artikel 6.2.2.1.2§4 (niet-ingedeelde inrichtingen) van Vlarem II moet voor de afvoer van hemelwater de voorkeur gegeven worden aan opvang voor hergebruik.

 Vanuit het duurzaamheidsprincipe en preventief in functie van waterschaarste en/of wateroverlast is het aangewezen voor laagwaardige toepassingen (sanitair, kuiswater, beregening groenvoorzieningen, …) hemelwaterbuffering te voorzien waardoor aan 95% van de waterbehoefte voldaan kan worden met maximaal 5% leegstand én voldoende aftappunten te voorzien. Concreet betekent dit voor dit bedrijf een operationele hemelwateropslag met voldoende aftappunten van minimaal 38 m3.

 Voor de berekening verwijzen we naar de nieuwe generatie ‘slimme berekeningstoepassingen’ of de ‘dimensioneringsgrafiek hemelwater’ van de VMM. Het is verplicht deze waterbuffercapaciteit te voorzien.