De gemeenteraad,

Gelet op de artikelen 41,162 en 170 §4 van de gecoördineerde grondwet van 17 februari 1994.

Gelet op de artikelen 464 tot en met 470/2 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992;

Gelet op het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017;

Overwegende dat het gerechtvaardigd is een billijke financiële tussenkomst te vragen van de inwoners van de gemeente;

Gelet op de financiële toestand van de gemeente en de wettelijke verplichting om een financieel evenwicht te handhaven;

 

Beslist:

Met 13 stemmen voor (Rob Mennes, Geert Rottiers, Vera Goris, Pieter Smits, Axel Boen, Leo Haucourt, Stan Scholiers, Karl Van Hoofstat, Philippe Van Bellingen, Myriam Baeyens, Gilbert Van de Vreken, Walter Cuyckens en Philip Lemal), 3 onthoudingen (Koen Vaerten, Chantal Jacobs en Danny Schoonderwoert)

 

Artikel 1:

Voor het aanslagjaar 2024 wordt een aanvullende belasting gevestigd ten laste van de rijksinwoners die belastbaar zijn in de gemeente op 1 januari van het aanslagjaar.

Artikel 2:

De belasting wordt vastgesteld op 6% van de overeenkomstig artikel 466 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 berekende grondslag voor hetzelfde aanslagjaar. Deze belasting wordt gevestigd op basis van het inkomen dat de belastingplichtige heeft verworven in het aan het aanslagjaar voorafgaande jaar.

Artikel 3:

De vestiging en de inning van de gemeentelijke belasting zullen door het toedoen van het bestuur der directe belastingen geschieden, zoals bepaald in artikel 469 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen.

Artikel 4:

De bekendmaking van de lijst van de besluiten, vermeld in artikel 285, en van de besluiten, vermeld in artikel 286, gebeurt binnen 10 dagen nadat ze genomen zijn, met vermelding van de datum waarop ze via de webtoepassing worden bekendgemaakt.