De gemeenteraad,

Gelet op artikel 170, §4 van de grondwet;

Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, gewijzigd bij decreten van 28 mei 2010 en 17 februari 2012;

Gelet op het Decreet Lokaal Bestuur;

Gelet op de financiële toestand van de gemeente;

 

Beslist:

Met 11 stemmen voor (Rob Mennes, Vera Goris, Pieter Smits, Axel Boen, Stan Scholiers, Karl Van Hoofstat, Philippe Van Bellingen, Nicole Haerenout, Philip Lemal, Marjan Nauwelaert en Gilbert Van de Vreken), 7 onthoudingen (Leo Haucourt, Rita Jacobs, Koen Vaerten, Myriam Baeyens, Chantal Jacobs, Elke Bogaerts en Danny Schoonderwoert)

 

Artikel 1:

Met ingang van 1 januari 2023 en eindigend op 31 december 2025, worden geheven:

a) een belasting op de begraving, op de asverstrooiing en de bijzetting in een columbarium, van de personen, die buiten de gemeente overleden zijn en noch hun wettige woonplaats noch hun gewone verblijfplaats in de gemeente hebben, waarvan het bedrag als volgt wordt vastgesteld:

1) € 750,00 voor de lijkbezorging van een persoon die ouder is dan 12 jaar.

2) € 200,00 voor de lijkbezorging van een kind beneden en tot 12 jaar.

De belasting is niet verschuldigd voor:

1) lijkbezorging van oorlogsslachtoffers, die in dienst van het vaderland gestorven zijn.

2) personen die gedurende minstens 25 jaar op het grondgebied van de gemeente hebben gewoond, maar die wegens omstandigheden als hoge leeftijd, ziekte of minder geschiktheid tijdelijk bij hun kinderen of in een home, op het grondgebied van een andere gemeente, verblijven en in deze gemeente in het bevolkingsregister werden ingeschreven.

b) de belasting op de ontgraving van een lijk wordt vastgesteld op 2000 euro.

c) de belasting op de ontgraving van een asurne wordt vastgesteld op 1000 euro.

De belasting is echter niet verschuldigd voor:

1) de ontgravingen die op bevel van de gerechtelijke overheden uitgevoerd worden.

2) ontgravingen die geschieden op vraag van het gemeentebestuur.

3) de ontgravingen van voor het vaderland gestorven militairen.

Artikel 2:

De belasting is contant te betalen tegen afgifte van een ontvangstbewijs.

Een bedrag gelijk aan de belasting is evenwel in consignatie te geven op het ogenblik van de afgifte van de vergunning tot begraven, verstrooien, bijzetten of ontgraven.

Bij gebrek aan betaling wordt de belasting ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.

Artikel 3:

Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van belastingen), hoofdstukken 1, 3, 4, 6 tot en met 9 bis van het Wetboek van toepassing voor zover zij niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen.

Artikel 4:

Deze belastingverordening wordt aan de toezichthoudende overheid toegezonden

Artikel 5:

Dit besluit vervangt het besluit van 20 december 2018.